H4.3 Overmaat ondermaat

H5.3
Overmaat en ondermaat
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H5.3
Overmaat en ondermaat

Slide 1 - Diapositive

Doelen:
- Je leert wat er gebeurt als je de verkeerde massaverhouding gebruikt
- Je leert wat overmaat en ondermaat betekenen
- Je leert rekenen met overmaat

Slide 2 - Diapositive

Molverhouding
Zoals je weet verdwijnen bij een reactie de moleculen van de beginstoffen en ontstaan er nieuwe moleculen
De verhouding waarin deze moleculen verdwijnen en ontstaan kun je zien aan de reactievergelijking.

Slide 3 - Diapositive


Bereken hoeveel gram natriumchloride maximaal kan ontstaan uit 60,0 g natrium.
2Na+Cl22NaCl

Slide 4 - Question ouverte

Massaverhoudingen
Koekjes bakken: volgens recept
                                            Voor 300 g bloem is 150 g boter nodig
                                            Massaverhouding bloem : boter = 300 : 150
                                                                                                                =    2    :    1
                                                                                                   (vereenvoudigd)
                                                                                      massaverhoudingen                                                                                        bij chemische reacties!

Slide 5 - Diapositive

Overmaat en ondermaat
400 gram bloem
i.p.v. 300 gram 

Slide 6 - Diapositive

Is zuurstof bij onvolledige verbranding in overmaat of ondermaat?
A
Overmaat
B
Ondermaat

Slide 7 - Quiz

Als in een reactiemengsel een stof in overmaat is dan
A
is er van die stof het meeste aanwezig
B
is er van die stof het minste aanwezig
C
is het reactievat te groot
D
is er van die stof meer aanwezig dan nodig

Slide 8 - Quiz

Uitrekenen: welke stof is in overmaat/ondermaat?
4 CuO (s) + CH4 (g) --> 4 Cu (s) + CO2 (g) + 2 H2O (g)
30 gram CuO toevoegen aan 6,0 gram CH4 
Hoeveel gram CH4 reageert werkelijk met 30 gram CuO?
1   Bereken de molecuulmassa van CuO en CH4

Slide 9 - Diapositive

de molecuulmassa van CuO =
A
78u
B
80u
C
59u
D
75u

Slide 10 - Quiz

de molecuulmassa van CH4 =
A
12u
B
13u
C
16u
D
18u

Slide 11 - Quiz

Uitrekenen: welke stof is in overmaat/ondermaat?
4 CuO (s) + CH4 (g) --> 4 Cu (s) + CO2 (g) + 2 H2O (g)
30 gram CuO toevoegen aan 6,0 gram CH4 
Hoeveel gram CH4 reageert werkelijk met 30 gram CuO?
2  Bereken de massaverhouding tussen CuO en CH4

Slide 12 - Diapositive

4 CuO (s) + CH4 (g) --> 4 Cu (s) + CO2 (g) + 2 H2O (g)

Bereken de massaverhouding tussen CuO en CH4

Slide 13 - Question ouverte

Uitrekenen: welke stof is in overmaat/ondermaat?
4 CuO (s) + CH4 (g) --> 4 Cu (s) + CO2 (g) + 2 H2O (g)
30 gram CuO toevoegen aan 6,0 gram CH4 
3. Hoeveel gram CH4 reageert werkelijk met 30 gram CuO?


4 CuO
CH4
Massaverhouding (u)
318
16,0
Massa (g)
30
X

Slide 14 - Diapositive

Hoeveel gram CH4 reageert werkelijk met 30 gram CuO?
A
1,5 gram
B
848 gram
C
0,30 gram

Slide 15 - Quiz

30 x 16 / 318 = 1,5 gram CH4
CH4 is dus in overmaat (want: 6,0 > 1,5)
Andersom kan ook! Hoeveel gram CuO reageert met 6 gram CH4?





6,0 x 318 / 16,0 = 119,3 gram CuO (30 < 119,3 dus...?)

4 CuO
CH4
Massaverhouding (u)
318
16,0
Massa (g)
X
6,0

Slide 16 - Diapositive

Om te bereken hoeveel Cu wordt gevormd, reken je vanuit...
A
30 gram CuO (ondermaat)
B
6,0 gram CH4 (overmaat)
C
Dat maakt niet uit

Slide 17 - Quiz

Je rekent met de beginstof die in ondermaat aanwezig is!
Dus, je rekent met 30 gram CuO, niet met 6,0 gram CH4




30 x 254,4 / 318 = 24 gram Cu


4 CuO
4 Cu
Massaverhouding (u)
318
254,4
Massa (g)
30
X

Slide 18 - Diapositive

HW Havo

Opgave hfst 5.3: 
34, 35, 37, 39
HW VWO

Opgave hfst 5.3: 29, 31, 33, 35

Slide 19 - Diapositive