Les-5 P1 2HV - ¡Hola! los números hasta 20 , pronombres y articulos (r)

¡Bienvenidos a tu clase de español!
5
Hoy es lunes,
el 23 de septiembre de 2024
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

¡Bienvenidos a tu clase de español!
5
Hoy es lunes,
el 23 de septiembre de 2024

Slide 1 - Diapositive

Prepárate para esta clase
Maak je klaar voor de les
timer
1:00
¡Importante!
  • Tu portátil aún está cerrado; 
    Je laptop is nog dicht.
  • Tu móvil está apagado, puesto en tu bolsa/mochila*, la cual está al suelo; Je mobiel is uitgeschakeld én zit in je tas/rugzak*, op de grond.
  • Siempre tienes tu cuaderno, tu portátil y un bolígrafo;
   Schrift, laptop + pen heb je altijd bij je.
  • ¡Haz caso y guarda el silencio!;
    Let op! Oren open en wees stil!...
  • ¡Enfócate! Focus jezelf!


Slide 2 - Diapositive

Los objetivos de esta clase

1. Jullie gaan de persoonlijk voornaamwoorden , de lidwoorden, mannelijke vrouwelijke woorden in enkelvoud/meervoud  én SER  nog eens doornemen.

2.Jullie gaan in het Spaans getallen  0-20 leren.
 



(De doelen voor deze les)

Slide 3 - Diapositive

Les 5: El programa

  • Vocabulario
  • HHM
  • Quiz via Lessonup
  • Bespreken huiswerk; repasar los deberes 5+6
  • Los números: 0-20
  • Trabajar (werken) pág: 16 t/m 18

Slide 4 - Diapositive

La frase del día

  • NO LO SÉ 
  • (no lo se) 
  •  => Ik weet het niet…

Slide 5 - Diapositive

La frase del día

  • ¿PUEDO IR AL BAÑO, POR FAVOR?  
  • (poe-èdo ier al banjo, por fabor?)
  • =>Mag ik naar het toilet gaan, alsjeblieft?

Slide 6 - Diapositive

Vocabulario
Repasamos el vocabulario: 
Capítulo -1,  1-50 (NL-SP)



Slide 7 - Diapositive

¿Qué sabes todavía...?
Wat weet je nog van de uitleg uit de vorige lessen...?

Slide 8 - Diapositive

Welk (bepaald) lidwoord moet je voor het woord "Libros" schrijven?
A
el
B
las
C
los
D
un

Slide 9 - Quiz

Als het zelfstandig naamwoord op een klinker eindigt, welke letter moet je erachter zetten om er meervoud van te maken?
A
n
B
s
C
es
D
t

Slide 10 - Quiz

Is "RADIO" een mannelijk of juist een vrouwelijk woord
in het Spaans?
A
vrouwelijk
B
mannelijk

Slide 11 - Quiz

Is "PROBLEMA" een mannelijk of juist toch een vrouwelijk woord in het Spaans?
A
vrouwelijk
B
mannelijk

Slide 12 - Quiz

Zet het woord "CIUDAD" in meervoud
A
ciudads
B
ciudades
C
ciudade
D
ciudados

Slide 13 - Quiz


A

Slide 14 - Quiz

EL
LA
LOS
LAS
libro
chicas
café
piscina
hotel
hoteles
ciudad
estación
chicos
ciudades
reloj
mesas

Slide 15 - Question de remorquage

persoonsvormen (pronombres)
yo
él, ella, usted
nosotros, nosotras
vosotros, vosotras
ellos, ellas, ustedes
ik
jij
hij, zij, u,
wij
jullie
zij
Leer de persoonlijk voornaamwoorden goed uit elkaar te houden!

Slide 16 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord (pronombres)
yo
él, ella, usted
nosotros, nosotras
vosotros, vosotras
ellos, ellas, ustedes
Leer de persoonlijk voornaamwoorden goed uit elkaar te houden!
Welke persoonvorm gebruik je bij:
- mí hermano
- tú y mi hermana
- mí amigo y su hermano
- mí amigo y yo
- tu hermana y su amiga
- señora Sánchez
- María y Pedro 
*) y = en / su = zijn / tu =jouw

Slide 17 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord (pronombres)
yo
él, ella, usted
nosotros, nosotras
vosotros, vosotras
ellos, ellas, ustedes
Leer de persoonlijk voornaamwoorden goed uit elkaar te houden!
Welke persoonvorm gebruik je bij:
- mí hermano
- tú y mi hermana
- mí amigo y su hermano
- mí amigo y yo
- tu hermana y su amiga
- señora Sánchez
- María y Pedro 
*) y = en / su = zijn / tu =jouw

Slide 18 - Diapositive




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen

soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging

Slide 19 - Diapositive

El verbo ser


- Wat iets of iemand is

Denk aan:

* Nationaliteiten


* Vaste eigenschappen

1. Yo  Roberto.

2. ¿Tú  de Perú?

3. Él  panameño.

4. Ella mexicana.

5. Nosotras  compañeras.

6. Vosotras   perezosas.

7. Vosotros  alumnos listos.

8. Ellos  muy simpáticos.

9. Ellas  muy fuertes.

 10. MAAK: pág 14-15, ej. 1, 4, 5, 6


Slide 20 - Diapositive

ANTWOORDEN
  1. soy
  2. eres
  3. es
  4. es
  5. somos
  6. sois
  7. sois
  8. son
  9. son

1. Yo  Roberto.

2. ¿Tú  de Perú?

3. Él  panameño.

4. Ella  mexicana.

5. Nosotras  compañeras

6. Vosotras   perezosas.

7. Vosotros  alumnos listos.

8. Ellos  muy simpáticos.

9. Ellas  muy fuertes.

 10.  MAAK: pág 14-15, ej. 1, 4, 5, 6


Slide 21 - Diapositive


Schrijf de Nederlandse betekenis van deze werkwoorden onder elkaar op:

1 hablar - 2 leer - 3 tener - 4 llamarse - 5 comer - 6 estar - 7 querer - 8 ir



Slide 22 - Question ouverte



1 hallo! 2 je spreekt 3 ja 4 wij gaan 5 ik heet
6 ik ben 7 goed 8 en jij?

Schrijf in het Spaans

Slide 23 - Question ouverte



1 ¿Hoe gaat het? 2 de zus, de broer 3 ik ben 14 jaar 4 jij heet
5 de jongen, het meisje 6 groot 7 ook 8 de vakantie 9 waar? 10 de stad


Schrijf in het Spaans

Slide 24 - Question ouverte

Los números de 0-20
¿Ya conoces los números en español?
Ken je de getallen al in het Spaans?


Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Los números de cero hasta veinte...
0- cero 
1- uno
6- seis
11- once
16- dieciséis
2- dos 
7- siete
12- doce
17- diecisiete
3- tres
8- ocho
13- trece
18- dieciocho
4- cuatro
9- nueve
14- catorce
19- diecinueve
5- cinco
10-diez
15- quince
20- veinte

Slide 27 - Diapositive

Los números de cero hasta veinte...
0- cero 
1- uno
6- seis
11- once
16- dieciséis
2- dos 
7- siete
12- doce
17- diecisiete
3- tres
8- ocho
13- trece
18- dieciocho
4- cuatro
9- nueve
14- catorce
19- diecinueve
5- cinco
10-diez
15- quince
20- veinte
LET OP! De getallen tussen 16 en 29 schrijf je als één heel woord!

Slide 28 - Diapositive

APRENDE (LEER):  
1-60 ( NL> ESP)

HAZ (MAAK):
ejercicio 9, 10 ,11 y 12

Los deberes para la próxima clase
(het huiswerk voor de volgende les...)
¡Mucha suerte!; veel succes!

Slide 29 - Diapositive

y... ¿Qué has aprendido hoy?
¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 30 - Diapositive