Les-5 P1 2HV Pronombres + números y vocabulario

¡Bienvenidos a tu clase de español!
5
Hoy es 7 de octubre de 2021
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

¡Bienvenidos a tu clase de español!
5
Hoy es 7 de octubre de 2021

Slide 1 - Diapositive

Prepárate para esta clase:
Maak je klaar voor deze les...
timer
1:00
¡Importante!
- Tu portátil aún está cerrado
Je laptop is nog dicht.

- Tu móvil está apagado en y tu bolsa o mochila: 
Je mobiel is uit en in je tas.

-Tienes tu cuaderno, portátil y bolígrafo: 
Schrift, laptop en pen heb je bij je.

-¡Haz caso y guarda el silencio!: 
 Let op! Oren open en wees stil!

Slide 2 - Diapositive

Los objetivos de esta clase

1. Jullie gaan de persoonsvormen leren kennen.

2.Jullie gaan de opdracht maken over nationaliteiten ( vervolg enkv/ meerv)

3. Jullie gaan een quiz spelen met daarin voca en werkwoorden etc.

(De doelen voor deze les)

Slide 3 - Diapositive

Les 5: El programa

  • Quiz via Lessonup
  • Bespreken huiswerk; repasar los deberes 10 +11
  • Los números: 0-20
  • Trabajar (werken) Tarea 12, 13, 16 y 17 

Slide 4 - Diapositive

La frase del día

  • NO LO SÉ 
  • (no lo se) 
  •  => Ik weet het niet…

Slide 5 - Diapositive

La frase del día

  • ¿PUEDO IR AL BAÑO, POR FAVOR?  
  • (poe-èdo ier al banjo, por fabor?)
  • =>Mag ik naar het toilet gaan, alsjeblieft?

Slide 6 - Diapositive

Welk (bepaald) lidwoord moet voor het woord "Libros" schrijven?
A
el
B
las
C
los
D
un

Slide 7 - Quiz

Als het zelfstandig naamwoord op een klinker eindigt, welke letter moet je erachter zetten om er meervoud van te maken?
A
n
B
s
C
es
D
t

Slide 8 - Quiz

Is "RADIO" een mannelijk of juist een vrouwelijk woord
in het Spaans?
A
vrouwelijk
B
mannelijk

Slide 9 - Quiz

Zet het woord "CIUDAD" in meervoud
A
ciudads
B
ciudades
C
ciudade
D
ciudados

Slide 10 - Quiz

EL
LA
LOS
LAS
libro
chicas
café
piscina
hotel
hoteles
ciudad
estación
chicos
ciudades
reloj
mesas

Slide 11 - Question de remorquage


Schrijf de Nederlandse betekenis van deze werkwoorden onder elkaar op:

1 hablar - 2 leer - 3 tener - 4 llamarse - 5 comer - 6 estar - 7 querer - 8 ir



Slide 12 - Question ouverte



1 hallo! 2 je spreekt 3 ja 4 wij gaan 5 ik heet
6 ik ben 7 goed 8 en jij?

Schrijf in het Spaans

Slide 13 - Question ouverte



1 ¿Hoe gaat het? 2 de zus, de broer 3 ik ben 14 jaar 4 jij heet
5 de jongen, het meisje 6 groot 7 ook 8 de vakantie 9 waar? 10 de stad


Schrijf in het Spaans

Slide 14 - Question ouverte

Los números de 0-20
¿Ya conoces los números en español?
Ken je de getallen al in het Spaans?


Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Los números de cero hasta veinte...
0- cero 
1- uno
6- seis
11- once
16- dieciséis
2- dos 
7- siete
12- doce
17- diecisiete
3- tres
8- ocho
13- trece
18- dieciocho
4- cuatro
9- nueve
14- catorce
19- diecinueve
5- cinco
10-diez
15- quince
20- veinte

Slide 17 - Diapositive

persoonsvormen (pronombres)
yo
él, ella, usted
nosotros, nosotras
vosotros, vosotras
ellos, ellas, ustedes
ik
jij
hij, zij, u,
wij
jullie
zij
Leer de persoonsvormen goed uit elkaar te houden!

Slide 18 - Diapositive

persoonsvormen (pronombres)
yo
él, ella, usted
nosotros, nosotras
vosotros, vosotras
ellos, ellas, ustedes
Leer de persoonsvormen goed uit elkaar te houden!
Welke persoonvorm gebruik je bij:
- mi hermano
- tú y mi hermana
- mi amigo y su hermano
-mi amigo y yo
- tu hermana y su amiga
- señora Sánchez
- María y Pedro 
y = en / su = zijn / tu =jouw

Slide 19 - Diapositive

HAZ (maak):
tarea 16-17 
en tu libro amarillo
(jouw gele boekje)

Slide 20 - Diapositive

y... ¿Qué has aprendido hoy?
¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 21 - Diapositive