Week 14, les 2, H2 Wie schlau sind Tiere?

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Wie schlau sind Tiere?

Hoe slim zijn dieren?

Daar ga je vandaag achter komen........

Donnerstag  9. Dezember 2021

Willi will's wissen

Je gaat kijken naar een reportage over dieren en je beantwoordt daarover een aantal vragen.

Tijdens het filmpje zie je een aantal keer een slide met begrippen, lees deze rustig door voordat je verder gaat.

www.ardmediathek.de

01:00-01:07

Wat voor werk doet Martin?

Bekijk het fragment en beantwoord daarna de vraag.

belangrijke woorden:

das Ergebnis = het resultaat, de uitkomst
schlau = slim
Forscher, Forschung, forschen = onderzoek
das Lernverhalten = het leergedrag
lösen = oplossen
auswerten = analyseren, beoordelen
beobachten = observeren, bekijken
die Tierart = de diersoort

04:52

Wat voor werk doet Martin?

1. boer
2. kapper
3. natuurbeschermer
4. onderzoeker

04:53-05:08

Is paard Hans slimmer dan andere paarden?

Beantwoord de vraag na het bekijken van het volgende fragment.

belangrijke woorden:

rechnen = rekenen

behaupten = beweren, zeggen

die Körpersprache = de lichaamstaal

05:46

Is paard Hans slimmer dan andere paarden?

1. nee
2. iets slimmer
3. veel slimmer
4. hij is de Einstein onder de paarden

05:56

Kunnen vogels echt samenwerken?

Beantwoord deze vraag na het bekijken van het volgende fragment

belangrijke woorden:

der Versuch = het experiment

die kognitive Leistung = de verstandelijke prestatie

merken = onthouden

10:30

Kunnen vogels samenwerken?

1. nee
2. matig
3. behoorlijk goed
4. heel goed

10:37-10:52

Hoe leren dieren?

Beantwoord deze vraag na afloop van het volgende fragment.

Belangrijke woorden:

Weissbüschelaffen = penseelaapjes

die Fähigkeit = het vermogen

zuschauen = toekijken

aufmerksam sein = opletten

das Gehirn = de hersenen

17:01

Hoe leren dieren?

1. uit boeken
2. door toe te kijken
3. door er achteraf over na te denken
4. eigenlijk leren ze niet echt

17:02

Welk verschil tussen hond en mens wordt duidelijk?

Beantwoord de vraag na het bekijken van het volgende fragment

Belangrijke woorden:

die Erziehung = de opvoeding

die Artgenossen = de soortgenoten

der Oberbegriff = de categorie, het verzamelbegrip

20:02

Welk verschil tussen hond en mens werd duidelijk?

1. de mens heeft een veel beter reukvermogen
2. de hond maakt makkelijker vrienden
3. de hond is eigenlijk toch slimmer
4. de mens kan denken in categorieën

20:23

Welke verschillen zijn er tussen de honden?

Beantwoord de vraag als je het fragment hebt bekeken.

belangrijke woorden:

die Studie = het onderzoek

der Unterschied = het verschil

hektisch = druk (qua gedrag)

24:12

Welke verschillen zijn er tussen de honden?

1. slimme honden zijn beter
2. elke hond pakt het anders aan
3. er is geen verschil
4. er zijn alleen uiterlijke verschillen