Spelling 2.8 deel 1 en 2

Welkom klas 3
Spelling 2.8
timer
15:00
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Welkom klas 3
Spelling 2.8
timer
15:00

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • leesboek lezen
  • doornemen spelling 2.8
  • uitleg werkwoordspelling
  • aan de slag

Slide 2 - Diapositive

spelling 2.8
  • Werkwoordspelling
  • De komma
  • Meervoud van zelfstandige naamwoorden: etages, camera’s, baby’s, melodieën, bacteriën, sleeën

Slide 3 - Diapositive

bestudeer de foto

Slide 4 - Diapositive

Bestudeer de foto

Slide 5 - Diapositive

persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 6 - Diapositive

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 7 - Quiz

Jij vin.... werkwoordspelling moeilijk om te leren
A
Vindt
B
Vind

Slide 8 - Quiz

Het (gebeuren) regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 9 - Quiz

De docent ...............(herhalen) de werkwoordspelling regelmatig.

Slide 10 - Question ouverte

Mijn broertje (beheersen) de werkwoordspelling nog niet zo goed.

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

verleden tijd
zwakke werkwoorden: klankvast
kook/kookte
ren/rende
sterke werkwoorden: klankveranderend
loop/liep
zing/zong
eet/at
zwem/zwom


Slide 14 - Diapositive

Werkwoordspelling

Slide 15 - Diapositive

Leg uit hoe 't ex-kofschip werkt bij werkwoordspelling

Slide 16 - Question ouverte

Verleden tijd
  1. Kijk naar het werkwoord:
  2. Haal –en af van het hele werkwoord
  3. Kijk naar de laatste letter
  4. In ‘t (e)x – k(o)fsch(i)p ?
  5. Ja: ik-vorm + te
  6. Nee: ik- vorm + de

Slide 17 - Diapositive

De kaars ......(branden) gisteren. 
  1. Kijk naar het werkwoord:
  2. Haal –en af van het hele werkwoord
  3. Kijk naar de laatste letter
  4. In ‘t (e)x – k(o)fsch(i)p ?
  5. Ja: ik-vorm + te
  6. Nee: ik- vorm + de

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag
Maken 1, 2 en 3.
Maak ook opdracht 5, wat weet je nog? 

Dinsdag gaan we hier verder mee. 

Slide 19 - Diapositive

Welkom klas 3
Spelling 2.8 vervolg. We starten met lezen. 
timer
15:00

Slide 20 - Diapositive

spelling 2.8
  • Werkwoordspelling
  • De komma
  • Meervoud van zelfstandige naamwoorden: etages, camera’s, baby’s, melodieën, bacteriën, sleeën
  • aan de slag 

Slide 21 - Diapositive

Het ....(betekenen) niet veel.
A
betekend
B
betekent
C
betekendt

Slide 22 - Quiz

De jongens ...... (verhuizen) gisteren.

Slide 23 - Question ouverte

Het meisje ..... (beleven) dat gisteren op een hele andere manier. (geef het juiste antwoord + toelichting!)

Slide 24 - Question ouverte

't x Kofschip

Slide 25 - Diapositive

Hoe herken je een voltooid deelwoord?
A
Begint altijd met ge-, be- of -ver
B
Staat altijd aan het einde van de zin
C
gaat altijd samen met een hulpwerkwoord
D
als het geen persoonsvorm is

Slide 26 - Quiz

''Er wordt in dat huis heel wat gevierd.''
Wat is het hww?

Slide 27 - Question ouverte

''Er wordt in dat huis heel wat gevierd.''
Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 28 - Question ouverte

Maak een zin waarin 'hebben' het hulpwerkwoord is.

Slide 29 - Question ouverte

Voltooid deelwoord
  1. Kijk naar het werkwoord: 
  2. Haal –en af van het hele werkwoord 
  3. Kijk naar de laatste letter 
  4. In ‘t (e)x – k(o)fsch(i)p ?  
  5. Ja:  + t 
  6. Nee:  + d 

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Ik heb gisteren (juichen).....
  1. Kijk naar het werkwoord:  
  2. Haal –en af van het hele werkwoord  
  3. Kijk naar de laatste letter  
  4. In ‘t (e)x – k(o)fsch(i)p ?   
  5. Ja: ik-vorm + t  
  6. Nee: ik- vorm + d 

Slide 32 - Diapositive

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 33 - Quiz

Wij hebben altijd in hem .....(geloven)

Slide 34 - Question ouverte

welke vragen over werkwoordspelling heb je nu nog?

Slide 35 - Question ouverte

Bladzijde 73 in boek
Komma gebruik je:
  • Tussen twee gezegdes in een samengestelde zin
  • In een opsomming (en zij kocht melk, boter en eieren)
  • Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden (de mooie, rode deur)
  • Bij woordjes als toch, ja hoor en oké (dit vind je leuk, toch?)
  • ook voor een voegwoord als dat midden in de zin staat
  • Op zijn eerste stagedag gaat hij extra vroeg van huis, zodat hij op tijd op het adres verschijnt.

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Welkom klas 3
Spelling 2.8 afronden
Nog vragen over toets?
timer
15:00

Slide 38 - Diapositive

Maken vandaag: spelling 2.8

Test jezelf spelling online 2.8, daarna 2.5 woorden met quizlet (zie link in teams) 

Klaar? lezen uit je leesboek

Slide 39 - Diapositive

Welkom klas 3B       29-11
Lezen
Nog vragen over toets?
Quizlet woorden 2.5
Test jezelf 2.3 / 2.5 of 2.9
timer
15:00

Slide 40 - Diapositive

Maken vandaag: spelling 2.8

Test jezelf spelling online 2.8, daarna 2.5 woorden met quizlet (zie link in teams) 

Klaar? lezen uit je leesboek

Slide 41 - Diapositive