Nu Nederlands taalverzorging 1.1

Nu Nederlands taalverzorging 1.1
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 5

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 35 min

Éléments de cette leçon

Nu Nederlands taalverzorging 1.1

Slide 1 - Diapositive

timer
1:00
Wat weet je al van werkwoorden?

Slide 2 - Carte mentale

Werkwoorden
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. 
(Zwemmen, denken, vallen).
Soms is een werkwoord niet zo duidelijk een werkwoord.
(Zijn, moeten, worden)

Een werkwoord heeft verschillende vormen: persoonsvorm, infinitief en voltooid deelwoord.

Slide 3 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Carte mentale

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op 2 manieren vinden:
  1. De zin vragend maken de persoonsvorm komt vooraan te staan.
  2. De persoonsvorm verandert als je de zin in een andere tijd zet. Wanneer gaat Ben naar zijn stagebedrijf.            Wanneer ging Ben naar zijn stagebedrijf.

Slide 5 - Diapositive

Infinitief
De infinitief is het hele werkwoord.
Rachelle wil vanavond sporten.

Slide 6 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets eerder is gebeurd. De persoonsvorm is in deze zinnen vaak een vorm van het werkwoord hebben, zijn of worden.
  • Heeft peter een taxi gebeld.
  • Erik en Frank zijn ook uitgenodigd voor het feest.
  • Het bedrag wordt zo snel mogelijk over gemakt naar je rekening.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Wat zijn de werkwoorden in de volgende zin:
Voor het bedrijfsfeest waren alle medewerkers en hun partners uitgenodigd.
A
bedrijfsfeest
B
medewerkers
C
waren uitgenodigd
D
hun partners

Slide 9 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden in de volgende zin: De receptioniste noteert de afspraken in de agenda.
A
receptioniste
B
noteert
C
afspraken
D
agenda

Slide 10 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
De teamleider houdt zoveel mogelijk rekening met de vakantiewensen van het personeel.
A
houdt
B
rekening
C
vakantiewensen
D
personeel

Slide 11 - Quiz

Maken
Opdracht 1 t/m 5 blz. 271.

Slide 12 - Diapositive