Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Bienvenidos
Lección 2 P4
VWO 2
Sra. Hoogland
¿Qué día y qué fecha es hoy?
Slide 1 - Diapositive
Programa de hoy
Intro+info - 5m
Los deberes - 5m
Schrijven in de perfecto - 10m
Voca 6.4 herhaling - 7m
Ir a + inf. - 10m
¡A practicar! - 15m
Evaluación + Deberes
Slide 2 - Diapositive
Nu inhalen
Felbe toets H3 (afmaken, luisterdeel hoeft niet)
Susan toets H4
Slide 3 - Diapositive
Deberes
Estudiar:
- Vocabulario 6.3 > Spinner
- Frases clave 2
Hacer:
- Afmaken voc. p. 19 oef 29 > Zie slide
- Afmaken: TB p. 82 4AB > straks verder werken
- Werken aan je P.O. (inleveren na de meivakantie) > ¿Hay preguntas?
Slide 4 - Diapositive
voc. p. 19 oef. 29
Pablo es más simpático que Javier.
Mi padre es más tranquilo que mi madre.
Los pantalones son tan caros como los jerseys.
Nuestra escuela es más pequeña que la universidad.
Tu hermano es más gracioso que tu hermana.
Slide 5 - Diapositive
Repaso: de pretérito perfecto
1. Uit hoeveel delen bestaat de pretérito perfecto?
2. Welke delen zijn dit?
3. Wanneer gebruik je ado/ido?
4. Welke onregelmatige vormen zijn er ook alweer?
Slide 6 - Diapositive
Escribir en el perfecto
2 minutos en clase:
Explicación
8 minutos individual:
Kies op TB p.82 de tekst van Miriam of van Diego.
Herschrijf de tekst over jouzelf, dus in de ik-vorm. Je mag plaatsnamen/plekken veranderen zodat het beter past bij jouw eigen vakantie: LET DUS OP DE GOEDE VORM VAN DE PERFECTO
timer
8:00
Slide 7 - Diapositive
Vocabulario
Vocabulario 6.4 herhaling
timer
5:00
Slide 8 - Diapositive
Grammatica: Ir a + infinitivo
Cette vidéo n'est plus disponible
Regel:
vorm van IR (=GAAN) + A + heel werkwoord
Voorbeeldzin:
¿Qué vasahacer el fin de semana?
(Wat ga je dit weekend doen?)
HOUD DE WERKWOORDEN BIJ ELKAAR
Uitleg
Slide 9 - Diapositive
¡A practicar!
15 minutos en parejas (fluisterniveau):
- voc. p.29-30 oef 27 (oefenen met tijdsaanduidingen en de plaats daarvan in de zin)
- maken voc. p. 30 oef 28
Snel klaar? > Maak ook opdracht 10bc p. 31 (a hoeft niet)