fase 1 - periode 1 - les 6a

fase 1 - periode 1 - les 6a
Luisteren:
Samenhang en belangrijke informatie
Samenvatten en hoofdgedachte


1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

fase 1 - periode 1 - les 6a
Luisteren:
Samenhang en belangrijke informatie
Samenvatten en hoofdgedachte


Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Nieuwsquiz (10 minuten)
  • Doel van de les 
  • Instructie (5 minuten)
  • Oefeningen lesson-up (10 minuten)
  • Aan het werk (25 minuten)

Slide 2 - Diapositive

Doel van de les
Je weet hoe signaalwoorden de samenhang van een luisterfragment positief beïnvloeden

Je weet wat belangrijk is om een luisterfragment samen te vatten en de hoofdgedachte uit een luisterfragment te halen.

Slide 3 - Diapositive

Samenhang en belangrijke informatie
Signaalwoorden zijn hierbij belangrijk. Voorbeelden hiervan zijn:
  • ten eerste, ten tweede, tot slot, enz. (volgorde)
  • maar, echter, hoewel, ondanks, enz. (tegenstelling)
  • bijvoorbeeld, stel je voor, denk aan, enz. (voorbeelden)
  • kortom, want, omdat, enz. (reden)
  • samenvattend, concluderend (conclusie)

Slide 4 - Diapositive

Samenvatten en hoofdgedachte
Alle belangrijke informatie uit een tekst of luisterfragment neem je in eigen woorden op. Laat informatie die niet belangrijk is achterwege. Dus geen voorbeelden.

De hoofdgedachte is het kortst mogelijke antwoord op de vraag: Waar gaat de tekst precies over? Beschrijf de hoofdgedachte in één of enkele zinnen.

Slide 5 - Diapositive

11

Slide 6 - Vidéo

00:18
'Toch is het steeds weer hetzelfde liedje', zegt de presentator. Welk verband heeft het signaalwoord 'toch'?
A
Een overeenkomst
B
Een tegenstelling
C
Een toelichting
D
Een oorzaal-gevolg

Slide 7 - Quiz

01:17
Wat wordt er bedoeld met 'van alle tijden?'
A
Dat iets al heel lang gebeurt en blijft gebeuren.
B
Dat je ergens veel tijd voor hebt.
C
Dat iets vroeger gebeurde.

Slide 8 - Quiz

01:30
Door de club zelf
Door de burgemeester
Door de KNVB
Door de wijkagent
Door de rechter
Door de politie
Op welke 3 manieren kunnen supporters worden aangepakt?

Slide 9 - Question de remorquage

02:04
De voetbalclubs kunnen supporters een stadionverbod opleggen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

02:15
Burgemeesters mogen supporters een gebiedsverbod en meldingsplicht opleggen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

03:06
Welke maatregelen zorgen er in Engeland voor dat er minder misdragingen in de stadions zijn?

Slide 12 - Question ouverte

03:31
Wat is het gevolg voor de clubs en supporters door de maatregelen in Engeland?

Slide 13 - Question ouverte

05:36
Wat is het grote verschil tussen de voetbalwet in Engeland en in Nederland?
A
In Engeland mogen de supporters met een stadionverbod nog wel in de buurt van het stadion komen.
B
In Nederland kan de politiek geen regels bepalen voor de voetbalclubs.
C
In Engeland werken alle instanties beter samen om een stadionverbod te handhaven.
D
In Nederland mogen ze geen paspoort innemen van supporters die naar een buitenlandse wedstrijd willen.

Slide 14 - Quiz

06:15
Wat leidde in Engeland nog meer tot een strenge voetbalwet?
A
Dat de keeper van Arsenal geschopt werd door een supporter van Tottenham.
B
Dat er spreekkoren waren vanuit het publiek
C
Dat er stadionrampen zijn geweest in het verleden.

Slide 15 - Quiz

06:32
Wat zou jij een goede oplossing of goed idee vinden om de misdragingen in de voetbalstadions tegen te gaan?

Slide 16 - Question ouverte

06:42
Wat is de hoofdgedachte van het filmpje die we net bekeken hebben?

Slide 17 - Question ouverte

Opdrachten
  • 2F -> luisteren -> opbouwopdrachten -> samenvatten en hoofgedachte -> opdracht 1 en 2
  • 2F -> luisteren -> opbouwopdrachten -> samenhang -> opdracht 1 en 2
  • 2F -> luisteren -> opbouwopdrachten -> belangrijke informatie -> opdracht 1 en 2

Slide 18 - Diapositive

Hoe ver ben je tot nu toe met je opdrachten voor deze periode?
Welke opdrachten?
Ik heb t/m les 2 af.
Ik heb t/m les 4 af.
Ik heb t/m les 5 af.
Ik heb alles tot dusver af.

Slide 19 - Sondage