Na deze les kan je vertellen: Wat de onderdelen zijn van het zenuwstelsel Wat de functies zijn van het zenuwstelsel
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Leerdoelen
Na deze les kan je vertellen: Wat de onderdelen zijn van het zenuwstelsel Wat de functies zijn van het zenuwstelsel
Slide 1 - Diapositive
Wat weet je nog van het zenuwstelsel?
Slide 2 - Carte mentale
Thema 5 Regeling
Thema 5 Regeling
Zenuw-> Meerdere zenuwcellen die impulsen door je lichaam sturen
Zenuwstelsel-> Alle zenuwen in je lichaam
Centrale zenuwstelsel-> Hersenen en ruggenmerg
Prikkel-> Invloed uit omgeving van organisme
Impuls-> Elektrische signalen die door het zenuwstelsel gaan
Slide 3 - Diapositive
Zenuwcellen
Zenuwstelsel bestaat uit miljarden zenuwcellen.
Ze hebben altijd deze 2 onderdelen
Cellichaam-> Bevat de celkern (regelcentrum)
Uitloper-> Verbindt zenuwcellen met elkaar, van zintuigen tot ruggenmerg en andersom.
Je hebt lange en korte uitlopers!
Zenuw is een soort elektrische kabel! - Dikke kabel met zenuwcellen er in.
Slide 4 - Diapositive
Zet in volgorde van groot naar klein.
Sleep het goede antwoord op de woorden groot, kleiner, kleinst.
Grootst
Kleiner
Kleinst
Zenuw
Zenuwstelsel
Zenuwcel
Slide 5 - Question de remorquage
Verschillende zenuwcellen
Gevoelszenuwcellen
-> Van zintuig naar centrale zenuwstelsel
-> Uitlopers aan beide kanten
-> Cellichaam in het midden
-> Lange uitloper
Bewegingszenuwcellen
-> Van centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren
-> 1 lange uitloper
-> Cellichaam in centrale zenuwstelsel
Schakelcel
-> Liggen in het geheel in centrale zenuwstelsel
-> Uitlopers zijn kort
-> Verbinden gevoelscellen en bewegingscellen
Slide 6 - Diapositive
Welke zenuwcel is nu welke?
Bewegins-
zenuwcel
Schakelcel
Gevoels-
zenuwcel
Slide 7 - Question de remorquage
Ruggenmerg
-> Ligt in de wervelkolom
-> Bestaat uit grijze en witte stof
Grijze stof-> Cellichamen van zenuwcellen
Witte stof-> Uitlopers van zenuwcellen
Zenuwknoop
-> Cellichamen gevoelszenuwcellen
-> Aan de de rugzijde!
-> Kan oorzaak zijn van 'last van je rug'
Slide 8 - Diapositive
Met welk nummer is de grijze stof in het ruggenmerg weergegeven?
A
6
B
7
C
8
D
9
Slide 9 - Quiz
Rughernia
Kraakbeen uit tussenwervelschijven drukt tegen zenuw aan
-> Heel veel pijn!
Uitzaaiingen-> 'Verstoorde' impulsen door ruggenmerg, je lichaam denkt dat er veel pijn is
Eerst fysiotherapie, daarna operatie
Slide 10 - Diapositive
Dit is een ...
A
Bewegingszenuwcel
B
Gevoelszenuwcel
C
Schakelcel
D
Zenuw
Slide 11 - Quiz
Je bent aan het schrijven en ziet dat je ben lekt. Je pakt een nieuwe pen uit je etui. Zet de onderdelen van het zenuwstelsel die bij deze handeling betrokken zijn in de juiste volgorde: Schakelcel 1 - Grote hersenen - gevoelszenuw - bewegingszenuw - schakelcel 2
Slide 12 - Question ouverte
Grote hersenen
- Verschillende hersenfuncties
- Zintuigen hebben verschillende plekken
- Verwerken van zintuigen
- Emoties en karakter
Kleine hersenen
- Regelt coördinatie van
verschillende hersenfuncties
- Bijvoorbeeld zien en bewegen tegelijk
Hersenstam
- Bovenste stuk ruggenmerg
- Impulsen uit gezicht (ogen, oren bijvoorbeeld) komen hier binnen
- Regelen alle functies waar je geen controle over hebt.
- Ademen, verteringsstelsel, hartslag
Slide 13 - Diapositive
Hoe heet onderdeel 1?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
Slide 14 - Quiz
Welk deel van de hersenen zorgt voor het coördineren van bewegingen?
A
Kleine hersenen
B
Grote hersenen
C
hersenstam
D
hypofyse
Slide 15 - Quiz
Reflex
- Onbewuste reactie
- Snel
Bewuste reactie
- Gaat via hersenen
Reflexboog
- Weg die impulsen
afleggen voor een reflex
Slide 16 - Diapositive
Je krijgt stof in je oog en begint te knipperen met je oogleden
A
Reflex
B
Bewuste reactie
Slide 17 - Quiz
Iemand roept je naam op het schoolplein en je roept vervolgens zijn naam.
A
Reflex
B
Bewuste reactie
Slide 18 - Quiz
Je stoot je grote teen tegen je bed. Je trekt je been naar achter.
A
Reflex
B
Bewuste reactie
Slide 19 - Quiz
In het donker kijk je ineens in de felle koplampen van een auto. Je pupillen worden kleiner.
A
Reflex
B
Bewuste reactie
Slide 20 - Quiz
Je loopt op straat en hoort een harde knal. Je haalt je hoofd tussen je schouders.
A
Reflex
B
Bewuste reactie
Slide 21 - Quiz
Je stoot je teen tegen je bed en begint te vloeken.
A
Reflex
B
Bewuste reactie
Slide 22 - Quiz
Je bent al jaren voetbalkeeper. Tijdens een wedstrijd wordt er een harde bal geschoten en je duikt naar de hoek.
A
Reflex
B
Bewuste reactie
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Diapositive
Hormonen
-> Stofjes die bepaalde organen
aansturen(soort aan/uit knopjes)
Hormoonklieren
-> Geven hormonen af aan het bloed
Gewone klier-> Produceert stoffen
die niet in het bloed komen
Zweetklieren, speekselklieren,
maagsapklieren enz.
Slide 25 - Diapositive
- Speekselklier
- Maagsapklier
- Zweetklier
En nog veel meer!
- Adrenalineklier
- Testosteronklier
- Oestrogeenklier
En nog veel meer!
Slide 26 - Diapositive
Waarom werkt een hormoon alleen op één orgaan terwijl het overal in het bloed is?
A
Alleen bepaalde organen zijn gevoelig voor het hormoon.
B
Omdat hormonen meestal niet ver van de hormoonklier werken.
C
Omdat hormonen niet bij alle organen kunnen komen.
Slide 27 - Quiz
Nr. 2 (bij de keel) Hormoonklier
A
hypofyse
B
eierstok
C
bijnier
D
schildklier
Slide 28 - Quiz
Welke klier kan een hormoonklier zijn?
A
klier 1
B
klier 2
C
geen van beiden
D
allebei
Slide 29 - Quiz
Hormonen
Hypofyse
-> Kleine knop in je hersenen
-> Stuurt hele hormoonstelsel aan,
daardoor gaan meerdere hormoonklieren
hormonen maken
Schildklier
-> Ligt in je hals, op je strottenhoofd
-> Schildklierhormoon
-> Regelt stofwisseling (hoe snel verteer je eten) en groei en ontwikkeling
Wat gebeurt er bij een schildklieraandoening?
Slide 30 - Diapositive
Schildklierhormoon zorgt voor de werking van je verteringsstelsel. Wat zou er kunnen gebeuren wanneer je lichaam te veel schildklierhormoon maakt?
Slide 31 - Question ouverte
Bijnieren
-> Produceren adrenaline
-> Vecht of vlucht hormoon
-> 'Superkrachten'
Eilandjes van Langerhans
-> Liggen op de alvleesklier
-> Produceren insuline en glucagon
-> Regelen gluosegehalte in het bloed
Slide 32 - Diapositive
Welke hormonen horen bij welke hormoon klier?
Groeihormoon
Schildklierhormoon
Adrenaline
Insuline
Glucagon
Testosteron
Oestrogeen
Slide 33 - Question de remorquage
Op de alvleesklier liggen hormoonklieren
-> Eilandjes van Langerhans
-> Deze produceren hormonen die je
glucosegehalte regelen
Glucosegehalte = Bloedsuikerspiegel
-> Hoeveelheid suiker in je bloed
-> Moet altijd in belans zijn!
-> Wordt geregeld door de hormonen
insuline en glucagon
Dit proces herhaalt zich constant!
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Diapositive
Slide 37 - Diapositive
Welke invloed heeft insuline op het glucosegehalte van het bloed?
A
door insuline daalt het glucosegehalte in het bloed
B
door insuline stijgt het glucosegehalte in het bloed
Slide 38 - Quiz
Welk hormoon veroorzaakt de verandering van glucosegehalte tussen t1 en t2?
A
Insuline
B
Glucagon
C
Glycogeen
D
Adrenaline
Slide 39 - Quiz
Wanneer je veel sport, vindt er veel verbranding plaats in je lichaam. Je glucosegehalte kan dan te laag worden. Wat produceren de Eilandjes van Langerhans op zo'n moment om het glucosegehalte weer op peil te krijgen?
A
Glucagon
B
Glycogeen
C
Insuline
D
Glucose
Slide 40 - Quiz
Bij mensen met suikerziekte maken de eilandjes van Langerhans ...... insuline
A
te veel
B
te weinig
Slide 41 - Quiz
Welk hormoon kan zijn werk niet goed doen bij iemand met suikerziekte?