- je kunt zeggen of je iemand met du of Sie aan moet spreken.
Slide 3 - Diapositive
Hausaufgaben: Lektion 1 Aufg. 9,10 und 12 kontrollieren.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Tipp! Aussprache: Hoe je de ch uitspreekt, hangt van de klank af die voor die ch staat.
Na a, o, u of au (denk aan AUTO) klinkt de ch hard (= ach-Laut): lachen
Na alle andere klinkers spreek je de ch zacht uit (= ich-Laut): Milch, leicht
De combinatie chs spreek je uit als ks.
Beispiele: Fuchs, Dachs, Wechsel, sechs
In de lettergreep –ig wordt de g aan het einde van een woord vaak uitgesproken
als een Nederlandse ch (bijvoorbeeld in het Nederlandse woord 'noch').
Beispiele: König, einig, ruhig, mutig
Slide 6 - Diapositive
[ich]
[ach]
Op welke plek zit je tong bij het uitspreken van ich en ach?
Slide 7 - Diapositive
Lektion 2: Aussprache ch, chs und ig
* Aufg. 5 und 6 machen ( gemeinsam)
Slide 8 - Diapositive
Was ist das?
duzen
Siezen
Slide 9 - Diapositive
In Duitsland zeg je...
"du" tegen: ouders, familieleden
kinderen van je eigen leeftijd
vrienden, goede kennissen
"Sie" tegen: mensen die je niet kent, ouder dan 16
personen die in een organisatie boven je staan
Slide 10 - Diapositive
Wat zeg je tegen je oma?
A
du
B
Sie
Slide 11 - Quiz
Wat zeg je tegen je leraar?
A
du
B
Sie
Slide 12 - Quiz
Wat zeg je tegen een klant .
A
du
B
Sie
Slide 13 - Quiz
Macht jetzt von Lektion 2 Aufg. : 1, 3, 5 und 8 machen
Fertig?
- lesen: Arbeitet am Text ( Wörterliste)
Slide 14 - Diapositive
Zoek een Tekst uit bijv. op:
neuneinhalb of Logo Nachrichten of op een andere website.
* lees de tekst
* markeer de onbekende/moeilijke woorden
* maak een woordenlijst van minimaal 15 onbekende woorden en zoek de betekenis op in een woordenboek of op
www. uitmuntend.de --> print uit en stop hem in je snelhechter
timer
1:00
Slide 15 - Diapositive
Hausaufgaben: eigen tekst zoeken
( neuneinhalb/logo) lezen en daarbij een woordenlijst samenstellen van min. 15 moeilijke woorden en daarvan de betekenis opzoeken en noteren. Uitprinten en in je snelhechter stoppen!!