begrijpend lezen les 2: leesstrategieën, onderwerp/deelonderwerp/alinea

 Begrijpend lezen 
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

 Begrijpend lezen 

Slide 1 - Diapositive

Lezen
10 minuten
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

vorige les heb je geleerd...

  • Welke 5 tekstdoelen we hebben.
  • Welke 5 tekstsoorten daarbij horen.
  • Hoe je weet voor welk publiek een tekst is geschreven.

Slide 3 - Diapositive

Aan het einde van de les...
  • Kan je door middel van (d.m.v.) oriënterend lezen het onderwerp van een tekst kunnen bepalen.
  • Weet je wat een alinea is.
  • Kan je passende tussenkopjes bedenken.
  • Weet je wat een deelonderwerp is.

Slide 4 - Diapositive

Leesstrategieën
  •  Zoekend lezen
  • Oriënterend lezen
  • Globaal lezen
  • Grondig en intensief lezen
  • Studerend lezen
  • Kritisch lezen

Slide 5 - Diapositive

Leesstrategieën
Strategie                                            Leesdoel                                                   
- Zoekend lezen                               informatie opzoeken

  • Je gebruikt:
  • inhoudsopgave, register, trefwoorden

  • Voorbeeld > woordenboek

Slide 6 - Diapositive

Leesstrategieën
Strategie                                            Leesdoel                                                   
- Oriënterend lezen                        1e indruk krijgen van een tekst

  • Je gebruikt:
  • Titel, eerste paar zinnen(inleiding), tussenkopjes, laatste zinnen, anders gedrukte woorden, illustratie en bronvermelding.

Slide 7 - Diapositive

Leesstrategieën
Strategie                                             Leesdoel                                                   
- Globaal lezen                                  Een beeld van de tekst krijgen


  • Je gebruikt:
  • De eerste en laatste zinnen van elke alinea. De kernzinnen van alle alinea's in de kernzin staat meestal de hoofdzaak van de alinea. 

Slide 8 - Diapositive

Leesstrategieën
Strategie                                             Leesdoel                                                   
- Grondig en intensief lezen         tekst helemaal begrijpen

  • Je gebruikt:
  • Aandachtig hele tekst lezen, zin voor zin. Tekst echt begrijpen. 
  • Wat is het onderwerp van de hele tekst? Wat zij de deelonderwerpen van elke alinea
  • Wat hebben de alinea's met elkaar te maken? Wat wil de tekst duidelijk maken? Welke zinnen zijn moeilijk? Lees die twee keer of lees ze zachtjes voor jezelf. Zoek de betekenis van de woorden die je nog niet kent.

Slide 9 - Diapositive

Leesstrategieën
Strategie                                             Leesdoel                                                   
- Studerend lezen                            tekst leren

  • Je gebruikt: 
  • Intensief lezen met als extra doel: onthouden wat je hebt gelezen. Belangrijke zaken onderstrepen en/of aantekeningen bij maken. 

Slide 10 - Diapositive

Leesstrategieën
Strategie                                             Leesdoel                                                   
- Kritisch lezen                                 tekst beoordelen;waar/compleet

  • Je gebruikt:
  • Logisch nadenken en erachter komen of de informatie allemaal klopt. Dus andere teksten gebruiken om te vergelijken. 

Slide 11 - Diapositive

ONDERWERP
  • Een tekst of een verhaal gaat ergens over.
  • Dit noem je het onderwerp van een tekst en wordt in 1 of enkele woorden opgeschreven.
  • Lees de tekst eerst oriënterend en stel dan de vraag: 
  • Waarover gaat de hele tekst?

Slide 12 - Diapositive

DEELONDERWERPEN
  • In een tekst kunnen verschillende dingen over een onderwerp gezegd worden.
  • Deze kleinere aspecten van het onderwerp zijn deelonderwerpen.
  • Meestal wordt er in één alinea één deelonderwerp behandeld.

Slide 13 - Diapositive

Voorbeeld: Onderwerp en deelonderwerp   
  • Tekst over wintersport.
  • Onderwerp: wintersport
  • Deelonderwerpen: wintersportgebieden, sneeuwconditie, kosten, drukte tijdens schoolvakanties

Slide 14 - Diapositive

Alinea's
  • Een tekst is meestal verdeeld in stukjes. Dit noemen we alinea's.
  • Een alinea bestaat uit meerdere zinnen die allemaal over hetzelfde onderwerp gaan.

Slide 15 - Diapositive

Alinea's
  • Een alinea bestaat uit meerdere zinnen die allemaal over hetzelfde onderwerp gaan.

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag!
Open LessonUp les 2.
maak slide 22 t/m 30.

Slide 17 - Diapositive

Wat zijn voorbeelden van tekstdoelen?
A
artikel, tijdschrift, krant
B
informeren, amuseren, activeren, overtuigen
C
informerende tekst, activerende tekst, amuserende tekst

Slide 18 - Quiz

Als het gaat om tekstdoelen, van wie is het dan het doel?
A
de docent Nederlands
B
de schrijver van de tekst
C
de lezer van de tekst
D
schrijver én lezer

Slide 19 - Quiz

Waarom is het goed om tekstdoelen te kunnen herkennen?
A
zo weet je wat de schrijver wil bereiken
B
om er meer van te kunnen begrijpen en te leren
C
dan word je niet te snel overtuigd of overgehaald
D
om teksten te beoordelen en er kritisch naar te kijken

Slide 20 - Quiz

Tekstsoorten

Doel van een reclametekst
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Je iets leren

Slide 21 - Quiz

Tekstsoorten

Doel van een krantenbericht
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Amuseren

Slide 22 - Quiz

Welke 2 tekstvormen horen bij activeren?
A
advertentie
B
nieuwsbericht
C
klachtenbrief in krant
D
poster

Slide 23 - Quiz

Welke tekstvormen horen bij een uiteenzettende tekst?
A
reclame, nieuwsbericht in de krant, handleiding
B
gedicht, schoolboekentekst, recept
C
recept, handleiding, schoolboekentekst
D
handleiding, gedicht, recept

Slide 24 - Quiz

Welke tekstvormen kunnen horen bij het tekstdoel ' overtuigen'. Kies de twee juiste antwoorden.
A
ingezonden brief
B
nieuwsbericht
C
recensie
D
roman

Slide 25 - Quiz

Huiswerk
  • Open het boek Op Niveau Blok 1
  • Kies zo snel mogelijk een boek van de leeslijst en neem deze mee naar de volgende lessen.


Slide 26 - Diapositive