Periode 2 week 7 les 1

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wie waren deine Ferien?

Lernziel

- Du kannst die Verben konjugieren im Präsens und im Perfekt.

Verben = werkwoorden

konjugieren = vervoegen

präsens = tegenwoordige tijd

perfekt = voltooid deelwoord

Programm

• PW bespreken
• Wiederholung Grammatik
• Hausaufgaben korrigieren
• Grammatik erklären

Proefwerk

Alles van tafel.

Alleen een potlood of markeerstift op tafel.

We gaan samen naar de antwoorden kijken. Zie je een fout? Markeer dit dan even of omcirkel deze met jouw potlood.

Aufgabe A

Aufgabe B

Aufgabe C

Aufgabe D

Aufgabe E

Aufgabe F

Aufgabe G

Aufgabe H

Aufgabe H

• Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits?
• Welk woord kun je als ezelsbruggetje gebruiken voor het onthouden van de uitgangen?

Wiederholung Grammatik:

Wiederholung Grammatik:

	regelmatige ww	stam op sis-klank
ich
du
er/ sie/ es
wir
ihr
sie/ Sie

Wiederholung Grammatik:

	regelmatige ww	stam op sis-klank
ich	stam + e
du
er/ sie/ es
wir
ihr
sie/ Sie

Wiederholung Grammatik:

	regelmatige ww	stam op sis-klank
ich	stam + e
du	stam + st
er/ sie/ es
wir
ihr
sie/ Sie

Wiederholung Grammatik:

	regelmatige ww	stam op sis-klank
ich	stam + e
du	stam + st
er/ sie/ es	stam + t
wir
ihr
sie/ Sie

Wiederholung Grammatik:

	regelmatige ww	stam op sis-klank
ich	stam + e
du	stam + st
er/ sie/ es	stam + t
wir	stam + en
ihr
sie/ Sie

Wiederholung Grammatik:

	regelmatige ww	stam op sis-klank
ich	stam + e
du	stam + st
er/ sie/ es	stam + t
wir	stam + en
ihr	stam + t
sie/ Sie

Wiederholung Grammatik:

	regelmatige ww	stam op sis-klank
ich	stam + e
du	stam + st
er/ sie/ es	stam + t
wir	stam + en
ihr	stam + t
sie/ Sie	stam + en

Wiederholung Grammatik:

	regelmatige ww	stam op sis-klank
ich	stam + e	stam + e
du	stam + st	stam + t
er/ sie/ es	stam + t	stam + t
wir	stam + en	stam + en
ihr	stam + t	stam + t
sie/ Sie	stam + en	stam + en

Aufgabe 20 Seite 119

1. wohnen
2. macht
3. Fressen
4. laufen
5. streichelst
6. liebe, lieben
7. heißt
8. besuchen 

Aufgabe 21 Seite 119

1. wünsche
2. Spielst
3. schwimmt
4. Besuchst
5. streichelt
6. versorgt
7. fasst ... an
8. mache

Aufgabe 23 Seite 120

Het voltooid deelwoord:

- Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Nederlands?

Grammatik

Grammatik

Hausaufgaben

Machen:

Aufgabe 24 Seite 121

Aufgabe 25 + 26 Seite 122

Lernen:

Grammatik A + B