Het bijvoeglijk naamwoord (l'adjectif qualificatif) 2HV

  1. Telefoon in de telefoontas
  2. Ga rustig zitten
                    op je eigen plaats

  3. Pak je spullen: Boek + pen + laptop 

  4. Luister naar de docent
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

  1. Telefoon in de telefoontas
  2. Ga rustig zitten
                    op je eigen plaats

  3. Pak je spullen: Boek + pen + laptop 

  4. Luister naar de docent

Slide 1 - Diapositive

Le programme
 Les devoirs - huiswerk
 Woordjes leren: H2 bron A + B (slim stampen) 
Huiswerk nakijken op pg. 78 t/m 81; ex. 24 ab, 25 ab, 26 a
  • Het bijvoeglijk naamwoord (lessonup)
  • Maak: ex. 11 ab op pg. 145. Klaar/fini, leren woordjes (H2; A + B)

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
-Ik kan een tekst over bijzondere huizen begrijpen
-Ik ken woorden die te maken hebben met wonen 
-Ik ken de plaats en de vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk nakijken
Ex. 24 ab, 25 ab, 26a op pg. 78 t/m 81

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Olivier est français. Olivia est ...
A
français
B
française
C
françaises

Slide 13 - Quiz

Mets au pluriel ( meervoud) :
les chats sont
A
petits
B
petite
C
petites

Slide 14 - Quiz

les filles sont ...
A
content
B
contents
C
contentes

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
Léa est une fille ______________ (blond).
A
blonde
B
blond

Slide 16 - Quiz

Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit).

Slide 17 - Question ouverte

Maak de zin goed af:
J'adore ta robe ___ (vert) >tip: la robe.

Slide 18 - Question ouverte

vertaal : traduis
Sa soeur est ( mooi)

Slide 19 - Question ouverte

Stappenplan:
1.  Wat is het zelfst nw waar het bij hoort?
2.  Is het zelfst nw mannelijk, vrouwelijk, meervoud, enkelvoud?
3. Noteer het bijv nw in de juiste vorm

Slide 20 - Diapositive

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats:
C'est mon _______ copain _________ (hollandais)

Slide 23 - Question ouverte

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats (let op de juiste vorm):
J'ai acheté une _______ robe _________ (nouveau)

Slide 24 - Question ouverte

Vertaal en schrijf het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats:
(oud) un _______ chat _________

Slide 25 - Question ouverte

Vertaal en schrijf het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats:
(schattig) C'est un _________ lapin ____________

Slide 26 - Question ouverte

Nu ken ik de vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage

Maakwerk
Ex.: 11 ab op pg. 145.
As-tu fini/ ben je klaar, leer woordjes van H2 (bron A + B)
timer
5:00

Slide 28 - Diapositive

Merci pour ton travail et ton attention.

Slide 29 - Diapositive

Tenslotte
  • Pak je tas in en 
  • Blijf zitten tot de bel gaat
Dan:

  • Stoel aanschuiven

  • Rustig naar de volgende les

Slide 30 - Diapositive