18 EBG - Niet of geen?

Niet en geen
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolPraktijkonderwijsvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Niet en geen

Slide 1 - Diapositive

Nous utilisons aucun dans les situations suivantes 

Slide 2 - Diapositive

Geen=Aucun
Nous utilisons aucun dans les situations suivantes :
een → geen: → un aucun :
Ik heb een fiets → Ik heb geen fiets. J'ai un vélo → Je n'ai pas de vélo.
een getal: un chiffre :
Ik heb geen vijftig euro. Je n'ai pas cinquante euros.
een sport: un sport
Vicky speelt geen tennis. Vicky ne joue pas au tennis

Slide 3 - Diapositive

Geen
een onbepaald aantal: un nombre indéterminé
Akim drinkt geen koffie.
Akim ne boit pas de café.
een taal: une langue :
Didier spreekt geen Chinees. Didier ne parle pas chinois

Slide 4 - Diapositive

Ne Pas = niet
                         Ne Pas = niet
: On utilise niet dans les situations suivantes :
avec une préposition :
Abdel ne rentre pas chez lui.
avec comme, beaucoup, parfois… :
Les enfants n'aiment pas aller à l'école.
avec un verbe :.
Omar ne boit pas.
avec un adjectif :
Cette soprano ne chante pas bien.





Slide 5 - Diapositive

Niet
avec un verbe :.
Omar ne boit pas.
avec un adjectif :
Cette soprano ne chante pas bien.

Slide 6 - Diapositive

Wat is er in een keuken?
Qu'y a-t-il dans une cuisine ?

Slide 7 - Carte mentale

Wat heb je in een slaapkamer?
Qu'est-ce que tu as dans une chambre

Slide 8 - Carte mentale

Ik heb geen pan in de slaapkamer.
Je n'ai pas de dans la chambre
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Omar heeft een blauwe auto.
Omar a une voiture bleue.
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Ik heb geen plant in mijn badkamer.
Je n'ai pas de plante dans ma MSD bain.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

Zij heeft geen rode jas.
Elle n'a pas de manteau rouge.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quiz

Zij heeft ..... rode jas.
Elle a ..... un manteau rouge
A
een
B
geen
C
allebei niet

Slide 13 - Quiz

In mijn slaapkamer is geen bed.
Il n'y a pas de lit dans ma chambre.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quiz

In mijn slaapkamer heb ik ..... koelkast.
Dans ma chambre j'ai..... réfrigérateur
A
een
B
geen

Slide 15 - Quiz

Ik heb ...... oven in de keuken.
J'ai ...... four dans la cuisine.
A
geen
B
een

Slide 16 - Quiz

Hij heeft .... rugzak.
Il a .... sac à dos.
A
geen
B
een

Slide 17 - Quiz

Zij heeft ..... paard.
Elle a..... cheval.
A
een
B
geen

Slide 18 - Quiz

Zij heeft ...... paarse jas.
Elle a...... pelage violet.
A
een
B
geen

Slide 19 - Quiz

niet

Slide 20 - Carte mentale

geen

Slide 21 - Carte mentale

Broccoli lust ik ...........
A
een
B
geen
C
niet

Slide 22 - Quiz

Ik lust ........... broccoli.
A
een
B
geen
C
niet

Slide 23 - Quiz

Ik kom ......... naar school.
A
niet
B
geen
C
een

Slide 24 - Quiz

Ahmed is ook ......... op school.
A
wel
B
geen
C
een
D
niet

Slide 25 - Quiz

Willen jullie .... zo hard praten in de gang?
A
een
B
geen
C
niet
D
wel

Slide 26 - Quiz

Er zijn ...... deuren in de gang.
A
een
B
geen
C
......
D
niet

Slide 27 - Quiz

Er staan....... borden op tafel.
A
een
B
geen
C
.......

Slide 28 - Quiz

Er staan ....... borden op tafel.
A
een
B
geen
C
.......
D
twee

Slide 29 - Quiz

Er staat ....... fles wijn op tafel.
A
een
B
geen
C
.......
D
twee

Slide 30 - Quiz

Hebben jullie ............ vragen?
A
een
B
geen
C
nog

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Vidéo

Maak nu de opdracht in Diglin
Maak nu opdracht

Slide 33 - Diapositive

Maak de opdracht in Disk

Slide 34 - Diapositive