Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
Welkom !
Slide 1 - Diapositive
Programma
Korte terugblik naar vorige les
Par. 20 argumentatiestructuren
Een klassiek debat oefenen
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Diapositive
Argumentatiestructuren
1. enkelvoudige argumentatie
2. onafhankelijke nevenschikkende argumentatie
3. afhankelijke nevenschikkende argumentatie
4. onderschikkende argumentatie
Slide 3 - Diapositive
Argumentatiestructuren
1. enkelvoudige argumentatie
Er is één argument.
We gaan niet naar buiten, want het regent.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Argumentatiestructuren
2. onafhankelijke nevenschikkende argumentatie
Er zijn meer dan twee argumenten die los van elkaar staan.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Argumentatiestructuren
3. afhankelijke nevenschikkende argumentatie
Er zijn twee of meer argumenten die met elkaar samenhangen en zo één groot argument vormen.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Argumentatiestructuren
4. onderschikkende argumentatie
Hierbij wordt een argument door een of meer argumenten (subargumenten). Er ontstaat zo een ketenargumentatie.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Nevenschikkende argumentatie
Enkelvoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Slide 12 - Question de remorquage
Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
Slide 13 - Quiz
Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
Slide 14 - Quiz
Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
Slide 15 - Quiz
Een argumentatie kent twee basisstructuren: en argumentatie.
Bij de eerste basisstructuur heb je te maken met één standpunt en één argument. De tweede basisstructuur kun je onderverdelen: in (1) argumentatie (een argument wordt ondersteund door één of meerdere subargumenten) en (2) argumentatie (twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt).
Hier onderscheiden we ook nog en . Bij de eerste zijn alle argumenten nodig om het standpunt te ondersteunen. Bij de tweede vormt elk argument op zich een zelfstandig argument voor het standpunt.
Soms worden in een redenering niet alle argumenten letterlijk genoemd. Je hebt dan te maken met
nevenschikkende
verzwegen argumenten
afhankelijke
meervoudige
onderschikkende
onafhankelijke
enkelvoudige
Slide 16 - Question de remorquage
Lees bron 1. In bron 1 wordt De engelenmaker positief beoordeeld. Geef uit alinea 1 en 2 vijf argumenten voor dit oordeel. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
Slide 17 - Question ouverte
Lees bron 2. In bron 2 komen de leerlingen Jouk en Wida aan het woord over de roman. Geef het standpunt over de roman De engelenmaker en het belangrijkste argument hiervoor in de reactie van Jouk. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
Slide 18 - Question ouverte
Lees bron 3. In alinea 2 en 3 van bron 3 staan twee recensies centraal waarin negatief over De engelenmaker wordt geoordeeld. Noem drie argumenten voor dit negatieve oordeel waarin deze twee recensies overeenstemmen. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
Slide 19 - Question ouverte
Een klassiek debat oefenen
De stelling: Het journaal en de krant moeten voortaan voor de helft uit leuke berichten bestaan.