enkelvoudige en samengestelde zinnen

enkelvoudige en samengesteld zinnen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

enkelvoudige en samengesteld zinnen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Een enkelvoudige zin bevat één werkwoordgroepje.
Voorbeeld: 
Ik ga dit romantische boek lezen.
De woorden ‘ga’ en ‘lezen’ vormen samen een werkwoordgroepje, want ze horen bij elkaar.

Een enkelvoudige zin bevat één persoonsvorm.

Voorbeeld: 

Ik ga dit romantische boek lezen.

De woorden ‘ga’ en ‘lezen’ vormen samen een werkwoordgroepje, want ze horen bij elkaar.

Slide 3 - Diapositive

Een samengestelde zin is opgebouwd uit twee of meer deelzinnen. Hij bevat twee of meer persoonsvormen. Elk werkwoordgroepje geeft een deelzin aan: een hoofdzin of een bijzin.

Voorbeeld:

Ik ga dit romantische boek lezen, omdat mijn vriendin het mij heeft gegeven.

De woorden ‘ga’ en ‘lezen’ vormen samen een werkwoordgroepje en de woorden ‘heeft’ en ‘gegeven’ ook.

Slide 4 - Diapositive

Marieke zit op de bank, terwijl Maarten opruimt.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 5 - Quiz

De boze jongen kan zich nu niet meer inhouden.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 6 - Quiz

Hij wacht niet langer af en pakt zijn spullen in.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 7 - Quiz

Zijn liefhebbende vriendin blijkt er een andere man op na te houden.
A
Samengestelde zin
B
Enkelvoudige zin

Slide 8 - Quiz

Netflix is de enige afleiding voor het luie meisje dat op de bank zit.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 9 - Quiz

Hoofdzin of bijzin
Een hoofdzin is zonder bijzin of andere hoofdzin ook een goede zin. De woorden staan op de goede plek.


Een bijzin is zonder hoofdzin geen goede zin. De woorden staan niet op de goede plek.

Slide 10 - Diapositive

Hoofdzinnen en bijzinnen
In een hoofdzin staat de pv meestal op de tweede plaats en in de bijzin staat de pv meestal verder naar achteren.

Slide 11 - Diapositive

Woorden toevoegen 
Je kunt een hoofdzin en bijzin ook herkennen door te kijken of er woorden tussen de het onderwerp en de persoonsvorm kunnen staan. Als dit wel kan, dan is de deelzin een bijzin. Als dit niet kan, dan is de deelzin een hoofdzin.


Slide 12 - Diapositive

Voegwoorden
Voegwoorden plakken deelzinnen aan elkaar.



Slide 13 - Diapositive

Noem voegwoorden

Slide 14 - Question ouverte

Voegwoorden bepalen hoofdzin of bijzin
Sommige voegwoorden zorgen voor een hoofdzin
‘maar’, ‘en’, ‘want’, ‘of’ en ‘dus’. 
Dit zijn nevenschikkende voegwoorden

Andere voegwoorden zorgen voor een bijzin; 
‘omdat’, ‘als’, ‘zodat’, ‘toen’, ‘wanneer’ en ‘dat’. 
Dit zijn onderschikkende voegwoorden.

Slide 15 - Diapositive

Voorbeeld
Ik ga dit romantische boek lezen       , want mijn vriendin heeft het mij gegeven         .


Ik ga dit romantische boek lezen       , omdat mijn vriendin het mij heeft gegeven       .
hoofdzin
hoofdzin
hoofdzin
bijzin

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag!

Paragraaf 2.1 Leswijs Grammatica (alle oefeningen).

Slide 17 - Diapositive

hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Nevenschikking 
1. Peter bakt een brood en Tjeerd helpt zijn vader.
(‘en’ hoort bij de nevenschikkende voegwoorden, dus deze zin heeft twee hoofdzinnen. Controleer ook of je ziet dat de twee hoofdzinnen op dezelfde manier zijn opgebouwd)


2. Vandaag gaat mijn zoontje niet naar school, want hij voelt zich niet goed.
(‘want’ is een nevenschikkend voegwoord, dus deze zin is opgebouwd uit twee hoofdzinnen)


3 Karel mag mijn boek voor één keer lenen, of hij kan zelf een nieuwe kopen.
(‘Of’ is een nevenschikkend voegwoord, dus deze zin is ook weer opgebouwd uit twee hoofdzinnen)

Slide 20 - Diapositive

Onderschikking
1. Het meisje dat daar loopt, heet Aïsha
.
(‘dat’ is een onderschikkend voegwoord, dus deze zin is opgebouwd uit een hoofdzin en een bijzin | in dit geval is de hoofdzin de zin ‘heet t/m Aisha)

2. Ik zie dat je vanochtend geen tijd hebt gehad om je te scheren.
(‘dat’ is een onderschikkend voegwoord, dus deze zin is opgebouwd uit een hoofdzin en een bijzin | in dit geval is de hoofdzin de zin ‘Ik t/m zie’)

3. Doordat het de hele week heeft gesneeuwd, is hardlopen in het bos geen pretje.
(‘Doordat’ is een onderschikkend voegwoord, dus deze zin is opgebouwd uit een hoofdzin en een bijzin | in dit geval is de hoofdzin de zin ‘is t/m pretje’)

Slide 21 - Diapositive

nevenschikkende voegwoorden
en, maar, want, of, noch, doch

Dit lijstje is kort.

Slide 22 - Diapositive

onderschikkende voegwoorden
wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of…

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

 verbanden
opsomming, 
voorwaarde, 
vergelijking, 
conclusie, 
oorzaak-gevolg,
middel-doel
signaalwoorden
en, ook, bovendien
als, indien, mits
evenals, in vergelijking met
dus, kortom
doordat, daardoor, waardoor
door te, door middel van, daarmee

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Question de remorquage