Gouden Handel en slavernij



De Gouden Eeuw in Nederland




BK 2 - Hst 1.1
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon



De Gouden Eeuw in Nederland




BK 2 - Hst 1.1

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...kan je het tijdvak benoemen. (R)
...weet je twee redenen waarom Nederland al voor 1600 handelde in Europa. (R)
...kan je de producten waarin gehandeld werd benoemen. (R)

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijd van regenten en vorsten

In dit hoofdstuk gaan we zien hoe de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in de zeventiende eeuw kon uitgroeien tot een rijk en machtig land. 
regent
Rijke burger en bestuurder van een gewest (provincie) of stad. 
vorst
Andere naam voor een koning.

Slide 4 - Diapositive

Laat de leerlingen aflezen over welk tijdvak dit hoofdstuk gaat. Vraag welk hoofdstuk aan het einde van klas 1 (voor de zomervakantie) is behandeld = hfk 6 ‘Een nieuwe tijd’ uit leerboek 1 dat ging over de tijd van ontdekkers en hervormers (de zestiende eeuw). U activeert de voorkennis van de leerlingen door kort de hoofdlijnen van hoofdstuk 6 uit leerboek 1 te herhalen: ontdekkingsreizen – de hervorming – de Opstand – een nieuw land: De Republiek. Wijs de leerlingen erop dat het conflict met de Spaanse koning niet ophield in 1600, maar ook in de zeventiende eeuw nog doorging. Echter wel met het verschil dat van daadwerkelijke oorlogsstrijd geen sprake meer was.
Op de foto zien leerlingen een stukje van de grachtengordel in Amsterdam. In de zeventiende eeuw ging het erg goed met de Republiek. Nederlandse handelaren verdienden veel geld met de handel. Rijke koopmannen en regenten woonden in grote, deftige grachtenhuizen zoals op de foto. Nog altijd komen veel toeristen naar Nederland om al dit moois uit de Gouden Eeuw te bewonderen. Dit hoofdstuk gaat over hoe de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden juist in de zeventiende eeuw kon uitgroeien tot een rijk en machtig land.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet het tijdvak van de zeventiende eeuw?
A
Tijd van ontdekkers en hervormers
B
Tijd van regenten en vorsten
C
Tijd van pruiken en revoluties
D
Tijd van burgers en stoommachines

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van wanneer tot wanneer duurt de tijd van regenten en vorsten?
A
1500-1600
B
1600-1700
C
1700-1800
D
1800-1900

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Bespreek a.d.h.v. de kaart welke producten waar te vinden zijn. Vertel dat Nederland al voor 1600 een echt handelsland was. Nederlandse handelaren voeren naar Noord- en Zuid-Europa. Vanuit ons land namen zij in schepen melk, boter en stoffen mee om te verkopen in andere Europese landen; vanuit Noord-Europa namen ze bijvoorbeeld hout en leer mee; en vanuit Zuid-Europa wijn en olie.
Ook specerijen uit Azië waren populair. Deze werden in de middeleeuwen via handelsroutes over land naar de middellandse zee gebracht en daar verkocht. Nederlandse kooplieden wilden echter de populaire specerijen zelf per schip uit Zuidoost-Azië halen. De tocht per schip was echter lang en gevaarlijk (bijv. door stormen en piraterij). Leg uit dat kooplieden daarom in kleine handelsverenigingen (compagnieën) gingen samenwerken. Door samen te werken, konden de risico’s worden gedeeld.

Welk product werd niet in Nederland gemaakt?
A
Stoffen
B
Wijn
C
Boter
D
Kaas

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar komt thee vandaan?
A
Nederland
B
Amerika
C
Afrika
D
Azië

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk product komt uit Zuid-Europa?
A
Olijfolie
B
Peper
C
Boter
D
Kaas

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk product komt uit Amerika?
A
Specerijen
B
Zijde
C
Suiker
D
Leer

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nederland voor 1600
West-Nederland was erg nat en niet geschikt voor landbouw.
  • Het gevolg was dat boeren daar alleen aan veeteelt deden.
  • Het gevolg was dat er niet genoeg graan was om de bevolking te voeden.
gevolg
Iets dat gebeurd door iets anders.

Slide 13 - Diapositive

Bespreek a.d.h.v. de kaart dat het westen van Nederland te nat was om graan te verbouwen. Door de groeiende bevolking was er een tekort aan graan, aangezien boeren in het westen vooral aan veeteelt deden. 
Wat is veeteelt?
A
Het houden van dieren.
B
Het verbouwen van graan.
C
Het houden van mensen op plantages.
D
Het verbouwen van mais.

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de zin aan:
Een gevolg is...
A
iets wat er gebeurd door iets anders.
B
iets dat gebeurd is.
C
iets dat nog moet gebeuren.
D
iets dat in het nieuws komt.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat was de oorzaak dat boeren in West-Nederland vooral aan veeteelt deden?
A
Boeren wisten niet hoe ze graan moesten verbouwen.
B
De landbouwgrond was te nat voor landbouw.
C
De landbouwgrond was te droog voor landbouw.
D
Boeren wisten niet hoe ze dieren moesten houden.

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom was er te weinig graan in Nederland?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Handel in Europa
In Nederland was er veel kaas, boter en stoffen. Nederlanders voeren naar Noord-Europa om te handelen in graan, hout en leer. Hout en leer verkochten de Nederlanders in Zuid-Europa en kochten wijn en olijfolie. Deze producten verkochten ze dan weer in Nederland.
handel
Het kopen en verkopen van producten.

Slide 18 - Diapositive

Bespreek a.d.h.v. de kaart welke producten waar te vinden zijn. Vertel dat Nederland al voor 1600 een echt handelsland was. Nederlandse handelaren voeren naar Noord- en Zuid-Europa. Vanuit ons land namen zij in schepen melk, boter en stoffen mee om te verkopen in andere Europese landen; vanuit Noord-Europa namen ze bijvoorbeeld hout en leer mee; en vanuit Zuid-Europa wijn en olie.

Welke producten werden in Nederland gemaakt?
A
Boter, kaas en leer
B
Boter, wijn en hout.
C
Boter, kaas en stoffen.
D
Boter, leer en olijfolie.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke producten werden in Noord-Europa gekocht door Nederlandse handelaren?
A
Graan, hout en leer.
B
Graan, boter en wijn.
C
Graan, hout en olijfolie.
D
Graan, stoffen en leer.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke producten werden in Zuid-Europa door de Nederlandse handelaren gekocht?
A
Boter en kaas.
B
Hout en leer.
C
Stoffen en graan.
D
Wijn en olijfolie.

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Specerijen
Rijke mensen hadden veel geld over voor specerijen:
  1. Om smaak te geven aan het eten.
  2. Als medicijn
specerijen
Dit zijn planten die een smaak en geur geven aan eten. Zoals: kaneel, peper, rozemarijn, safraan, anijs, paprika, cardemom, mosterd, vanille, gember, korriander, knoflook, rode pepers, venkel, oregano en nog veel meer. 

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke specerijen staan er thuis in de kast? 
Voorbeelden van specerijen.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een wereldkaart uit 1700. Sommige delen van Noord-Amerika en Australië zijn nog niet 'ontdekt'.
suikerrietplantages
🇧🇷
katoenplantages
🇺🇸
Spaanse kolonie
Engelse kolonie
Tabaksplantages
🇨🇺
Portugese kolonie
Nederlandse kolonie
Cacao- en suikerrietplantages
🇸🇷

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Waarom slavernij?


  • Veel plantages lagen in Zuid-Amerika en waren bezit van Europeanen
  • Plantageproducten, zoals koffie, tabak, katoen en suiker, zijn erg populair in Europa
  • Om de producten te verbouwen waren veel landarbeiders nodig.
  • De oorspronkelijke bewoners van dit gebied waren volgens de Europeanen 'ongeschikt' voor deze arbeid...of al uitgemoord in de eeuwen ervoor...



Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Transatlantische slavenhandel

  • Europese handelaren namen producten, zoals munitie, wapens en alcohol mee naar Afrika.
  • Daar werden ze door Afrikaanse stammen geruild tegen tot slaaf gemaakten: dit waren meestal gevangengenomen leden van andere Afrikaanse stam. 
  • Deze tot slaaf gemaakten werden vervolgens vervoerd naar slavenmarkten in Zuid-Amerika





De afbeelding laat zien op welke wijze slaven werden vervoerd op een slavenschip. Dergelijke tekeningen werden meestal gemaakt om aan te geven op welke vreselijke manier de slaven werden vervoerd. Deze tekening is gemaakt in opdracht van een commissie van de Engelse regering.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Aan boord van een slavenschip

  • Vervoer en behandeling van de tot slaaf gemaakten was vreselijk
  • Ze werden vaak naakt en geketend aan elkaar vervoerd
  • Onhygiënische en ziekmakende omstandigheden leidden vaak tot de dood
  • Dode tot slaaf gemaakten werden, zonder enige vorm van respect, overboord gegooid.
  • Een slavenschip kon je soms op 5 zeemijlen (9 kilometer) afstand ruiken







Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Slavenmarkten

  • De tot slaaf gemaakten die het overleefden werden verkocht op slavenmarkten
  • Daar werden de tot slaaf gemaakten 'opgepoetst' om er goed uit te zien.
  • Ze waren niet goedkoop: ongeveer 200 gulden. Dat zou tegenwoordig ongeveer €2000 zijn. Voor die tijd waren dit enorme bedragen.
  • ...maar eigenlijk kocht je dus een mens voor een paar duizend euro...







Fort Elmina in Ghana, Afrika, was het fort waar vanuit Afrikaanse slaven werden 'ingekocht' en 'verscheept' naar Zuid-Amerika. 

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Op de plantages

  • Tot slaaf gemaakten moesten hard werken onder vreselijke omstandigheden
  • Regelmatig werden ze mishandeld en/of misbruikt
  • Ze werden soms gebrandmerkt, net zoals dat bij vee gebeurt. Hiermee kon iedereen zien wie de eigenaar van de tot slaaf gemaakte was
  • De meeste plantagehouders hadden blanke opzichters in dienst, maar er waren ook zwarte opzichters: de basja’s








Een halsklem en handboeien waarmee de slaven gevangen worden gehouden.

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Opstanden

  • Slavenopstanden kwamen maar weinig voor. Dit kwam omdat:
  1. de slavenhouders de tot slaaf gemaakten geboeid hadden
  2. de slavenhouders goed bewapend waren
  3. de tot slaaf gemaakten uit verschillende delen van Afrika kwamen en elkaar daardoor niet goed begrepen. Ze konden zich daardoor niet organiseren
  4. sommigen bewust voor de dood kozen bijvoorbeeld door verhongering








Er is een aantal slavenopstanden geweest, bijvoorbeeld die onder leiding van Boni in Suriname (1757-1793) en die van Tula op Curaçao (1795)

Op de foto zie je Desenkadena ('verbreken van de ketenen'), ook wel het Tula monument genoemd. Het staat op de plek waar de opstand begon.

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Europese slaven

  • Tussen 1600 en 1800 zijn, naast de Afrikaanse slaven, ook rond de 1 miljoen tot slaaf gemaakten uit Europa verhandeld.
  • Sommigen waren bijvoorbeeld gevangen genomen door piraten.
  • Deze blanke christenslaven hadden overigens wel een beter bestaan dan de meeste Afrikaanse tot slaaf gemaakten, en werden vaak ook vrijgekocht








Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begrippen uit deze les
  • tijd van regenten en vorsten
  • regent
  • vorst
  • handel
  • specerijen
  • gevolg

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Jaartallen uit deze les

  • tijd van regenten en vorsten
    (1600-1700)
  • Voor 1600: Nederlandse handel in Europa

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 35 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions