Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Week 50 V5
Naamvallen deel 2
1 / 30
suivant
Slide 1:
Diapositive
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
30 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Naamvallen deel 2
Slide 1 - Diapositive
Dat was het huiswerk
- Bekijk nog een keer de lesson Up (zie studiewijzer);
- Stappenplan goed bestuderen;
- Welke vraag stel je bij welke naamval (1e, 4e en 3e naamval);
- tabel Der-Gruppe en Ein-Gruppe uit je hoofd leren;
- voorzetsels 4e en 3e naamval uit je hoof kunnen.
Slide 2 - Diapositive
Was machen wir heute
Was weißt du noch?
Genus Regeln
Possessivpronomen (bezittelijk voornaamwoord)
Personalpronomen (persoonlijk voornaamwoord)
Üben üben üben ...
Exit ticket
Huiswerk voor week 51
Slide 3 - Diapositive
Lernziele
Am Ende der Stunde kann ich ...
... die Possessivpronomen (bezittelijk voornaamwoord) und Personalpronomen (persoonlijk voornaamwoord) erkennen und anwenden.
Slide 4 - Diapositive
Was weißt du noch?
Schrijf het woord op je wisbordje:
Der Preis ist für d...... Sieger (m).
Sie reist mit ihr..... Mutter durch d...... ganzen Kontinent (m).
Slide 5 - Diapositive
Stappenplan 📷
Verkort stappenplan:
1. Vertalen
2. Voorzetsel?
Ja? --> Akk. of Dat.
Nee? --> ontleden
Slide 6 - Diapositive
der-Schema 📷
Plural:
Ich spiele
mit
den
Kinder
n
.
der-Gruppe: dies-, jed-, manch-, solch-, welch-
Slide 7 - Diapositive
ein-Schema 📷
Plural:
Ich spiele
mit
meinen
Kinder
n
.
ein-Gruppe: mein-, dein-, sein-, ihr-, sein-, unser-, euer-, ihr-, Ihr-
Slide 8 - Diapositive
ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij
sie
u
Sie
Sleep het bezittelijke voornaamwoord op de juiste plaats in het schema
unser
dein
Ihr
euer
mein
ihr
ihr
sein
sein
Slide 9 - Question de remorquage
Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk / der
B
vrouwelijk / die
C
onzijdig / das
D
meervoud / die
Slide 10 - Quiz
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Was ist sein Name ?
A
Was
B
ist
C
sein
D
Name
Slide 11 - Quiz
Het bezittelijk voornaamwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als het lidwoord "ein"
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
LINKS:
sleep het bezittelijk voornaam-
woord
naar de
juiste vertaling
RECHTS:
Sleep de juiste uitgang naar het zelfstandig- naamwoord
mijn
haar
onze
jouw
Läden (mv)
Verkäuferin (v)
Kunde (m)
ihr
mein
dein
unser
eine
ein
Keine
Slide 13 - Question de remorquage
Bezittelijk voornaamwoord
Kies het juiste antwoord.
[onze] ... Lehrerin (v)
A
unser
B
unsere
Slide 14 - Quiz
Kies het juiste antwoord.
[mijn] ... Vater
A
mein
B
meine
Slide 15 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord
Wat is de betekenis van 'jouw'?
A
mein / meine
B
dein / deine
C
sein / seine
D
ihr / ihre
Slide 16 - Quiz
Hier ist (mijn)…...Buch (o)
A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein
Slide 17 - Quiz
vertaal het bezittelijk voornaamwoord:
Maaike ist (haar)... Freundin (v).
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure
Slide 18 - Quiz
vertaal het bezittelijk voornaamwoord:
Ist das ( uw).... Fahrrad (o)?
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr
Slide 19 - Quiz
Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Er ist (mijn)…...Vater (m)
A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein
Slide 20 - Quiz
vertaal het bezittelijk voornaamwoord
Das sind (onze) .... Eltern (mv)
A
meine
B
dien
C
ihre
D
unsere
Slide 21 - Quiz
Regels lidwoorden
Kijk in studiewijzer!
Eigenstudium!!
Slide 22 - Diapositive
Persoonlijk voornaamwoord
1. persoonlijk voornaamwoord in de Akkusativ:
mich, dich, ihn, sie, es, uns, euch, sie, Sie
2. persoonlijk voornaamwoord in de Dativ:
mir, dir, ihm, ihr, ihm, uns, euch, ihnen, Ihnen
Slide 23 - Diapositive
Ich sehe (hem).
Slide 24 - Question ouverte
Wir gehen (met jullie) nach Deutschland!
Slide 25 - Question ouverte
Du wirst (haar) wiedersehen.
Slide 26 - Question ouverte
Die Schokolade ist (voor jou).
Slide 27 - Question ouverte
Oma wohnt (bij hen).
Slide 28 - Question ouverte
EXIT TICKET
Heb je laatst cadeautjes gekregen? Schrijf in twee zinnen op:
- wat en van wie jij iets hebt gekregen;
- wat jij voor wie (en met wie) hebt gekocht.
Ich habe bekommen.
Ich habe gekauft.
Slide 29 - Diapositive
Huiswerk
Bestudeer de lessonUp's van week 49 en 50 (zie studiewijzer)
- Leer de regels lidwoorden (zie studiewijzer -> Wiederholung Grammatik)
- Bekijk de link "Naamvallen" en maak de oefeningen (zonder 2e naamval)
Slide 30 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
V2 Naamvallen intro der- en ein-groep
Avril 2023
- Leçon avec
16 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
trede 3:: Der-/ Ein-Gruppe in de 1e en 4e naamval
Février 2023
- Leçon avec
41 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Naamvallen intro der- en ein-groep
Novembre 2022
- Leçon avec
15 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Naamvallen intro der- en ein-groep
Décembre 2023
- Leçon avec
32 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
V2 K3 Heute
Janvier 2021
- Leçon avec
14 diapositives
Deutsch
Secondary Education
Naamvallen en voorzetsels
Décembre 2023
- Leçon avec
21 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
3 h Gesundheit DU4 L1
Octobre 2024
- Leçon avec
20 diapositives
Duits
Secondary Education
Naamvallen intro der- en ein-groep
Septembre 2023
- Leçon avec
32 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3