Herhaling Hoofdstuk 5 Bewegen

Herhaling Hoofdstuk 5 Bewegen
5.1 Bewegingen vastleggen
5.2 Gemiddelde snelheid
5.3 Soorten bewegingen
5.4 Remmen en botsen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 35 min

Éléments de cette leçon

Herhaling Hoofdstuk 5 Bewegen
5.1 Bewegingen vastleggen
5.2 Gemiddelde snelheid
5.3 Soorten bewegingen
5.4 Remmen en botsen

Slide 1 - Diapositive

Hoe heet een foto waarbij alle momenten van een beweging vastgelegd zijn?
A
Een YouTube filmpje
B
Een stroboscooplamp
C
Een stroboscopische foto
D
Een fast foto

Slide 2 - Quiz

Hoe moet je de camera en stroboscooplamp instellen voor een stroboscopische foto?
A
Sluiter open, lamp is de hele tijd aan
B
Sluiter open, lamp geeft korte flitsen
C
Sluiter dicht, lamp geeft korte flitsen
D
Sluiter dicht, lamp is de hele tijd aan

Slide 3 - Quiz

De tijdsduur tussen twee flitsen is 0,2 s. Hoeveel seconden heeft de hele beweging geduurd (van het eerste tot het laatste vastgelegde moment)?

Slide 4 - Question ouverte

Wat staat er op de x-as en de y-as bij een afstand-tijddiagram?
y-as
x-as
afstand (m)
tijd (s)

Slide 5 - Question de remorquage

Wat is de juiste formule om de snelheid te berekenen?
A
B
C
D

Slide 6 - Quiz

Een atlete loopt de 100 m sprint in 10,8 s.
Bereken haar gemiddelde snelheid.

Slide 7 - Question ouverte

Hoe reken je van m/s naar km/h? En andersom?
x 3,6
÷ 3,6

Slide 8 - Question de remorquage

Een persoon loopt 5 m/s. Hoeveel km/h is dat?

Slide 9 - Question ouverte

Welke soorten bewegingen bestaan er?

A: Versnelde beweging
B: Constante beweging
C: Stilstaande beweging
D: Vertraagde beweging
A
A, B en C
B
A, B en D
C
B en D
D
Allemaal

Slide 10 - Quiz

Verbind het diagram met de juiste beweging
Vertraagde beweging
Versnelde beweging
Constante beweging

Slide 11 - Question de remorquage

Van welke factoren is de remweg afhankelijk?

A: De totale massa van de auto
B: De remkracht
C: De beginsnelheid
D: Het wegdek
A
Alleen B
B
A en B
C
B, C en D
D
Allemaal

Slide 12 - Quiz

Wat is de gemiddelde reactietijd van een persoon?

Slide 13 - Question ouverte

Wat betekent reactie-afstand?
A
De afstand die je aflegt tijdens het reageren
B
De tijd die je erover doet om te reageren
C
De afstand die je aflegt om te stoppen
D
De tijd die je aflegt om te stoppen

Slide 14 - Quiz

Een bromfietser rijdt met een constante snelheid van 10 m/s.
Bereken de reactie-afstand

Slide 15 - Question ouverte

Wat betekent stopafstand?
A
De afstand die je aflegt tijdens het reageren
B
De tijd die je erover doet om te reageren
C
De afstand die je aflegt om te stoppen
D
De tijd die je aflegt om te stoppen

Slide 16 - Quiz

Een fietser heeft een reactie-afstand van 10 m en een remweg van 12 m.
Bereken de stopafstand

Slide 17 - Question ouverte