3BK - L4 P2 - zinsontleding pers. vnw

Gutentag
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Gutentag

Slide 1 - Diapositive

Planning
Les 7 - Kapitel 3 1e leerdoel: pers vnw na een voorzetsel
Les 8: spreekopdracht en ontleden
Les 9: spreekopdracht 3
Prüfungswoche Kapitel 3 & 4

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Kapitel 3: grammatica leerdoelen

Grammatik A: voorzetsels en persoonlijk vnw
Grammatik B: gebiedende wijs
Grammatik C: zinsontleding
  Grammatik D: modale werkwoorden
Grammatik E: der-groep en ein-groep

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Ik koop een trui.
... kaufe einen Pullover.
A
ich
B
mich
C
mir

Slide 7 - Quiz

Leon heeft mij gezien.
Leon hat ... gesehen.
A
ich
B
mich
C
mir

Slide 8 - Quiz

Yara heeft mij een broodje verkocht.
Yara hat ... ein Brötchen verkauft.
A
ich
B
mich
C
mir

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Wij hebben hem gesproken.
Wir haben ... gesprochen.

A
er
B
ihm
C
ihn

Slide 11 - Quiz

Hij geeft haar een sjaal.
Er schenkt ... einen Schal.
A
sie
B
ihr

Slide 12 - Quiz

Wij kopen geen spullen van jou!
Wir kaufen keine Sachen von ... !
A
du
B
dich
C
dir

Slide 13 - Quiz

Door hun hebben wij nu straf.
Durch ... haben wir nun Straf.
A
sie
B
ihnen

Slide 14 - Quiz

Zij dragen onze kleren.
Sie tragen ... Kleidung.
A
wir
B
uns
C
unsere
D
unseren

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

üben mit Satzanalyse oefenen met zinsontleding

Slide 21 - Diapositive


Het onderwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.

Slide 22 - Quiz


Het lijdend voorwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.

Slide 23 - Quiz

Zinsontleding:
Emma kauft ein Buch
A
Emma is onderwerp
B
Emma is lijdend voorwerp
C
Emma is meewerkend voorwerp
D
Emma is weg

Slide 24 - Quiz

Das Mädchen mag Pommes.
Wat is het onderwerp?
A
Das Mädchen
B
Pommes

Slide 25 - Quiz

Anita spielt gerne mit ihrer Freundin Anja.
Wat is in deze zin "Anita"?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 26 - Quiz

Mark gab (gaf) ihm ein Geschenk.
Wat is in deze zin "ein Geschenk"?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 27 - Quiz

Wat is het onderwerp?
"Der Pullover wird gewaschen."

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp?
Dem Pferd gibt der Tierarzt eine Impfung.

Slide 29 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp?
Ich habe diese fröhliche Weihnachtssocken gestern gekauft

Slide 30 - Question ouverte

Slide 31 - Diapositive