HA1: Grammatica: bijwoordelijke bepaling

Grammatica zinsdelen
Bijwoordelijke bepaling
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica zinsdelen
Bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Diapositive

doel van de les:


Ik weet wat een bwb is

Ik kan een bwb in de zin aanwijzen

Ik kan de pv, wg, ow, lv en mw in de zin aanwijzen

Slide 2 - Diapositive

Zinsdelen
Een zin bestaat uit verschillende zinsdelen.

Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen:

Jan 
| heeft | vorige week | een film | gekeken.


Slide 3 - Diapositive

De persoonsvorm vinden: 3 manieren
Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.

1. Vraag makenHeeft Jan vorige week een film gekeken?

2. Getal veranderenWij hebben vorige week een film gekeken.

3. Tijd veranderen: Jan had vorige week een film gekeken


Slide 4 - Diapositive

Het onderwerp vinden
Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.

Stel de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm?

Wie heeft vorige week een film gekeken? > Jan

Jan is het onderwerp.

Slide 5 - Diapositive

Zinsdelen
Het onderwerp [ow] en de persoonsvorm [pv] zijn zinsdelen.

Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.
ow  |   pv    | vorige week | een film | gekeken.

Het werkwoordelijk gezegde [wg] is ook een zinsdeel.

Slide 6 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde [wg]
Het werkwoordelijk gezegde [wg] is een zinsdeel dat:

1. bestaat uit ALLE werkwoorden in de zin: heeft + gekeken
2. zegt wat het onderwerp DOET:  (Jan) heeft gekeken

Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.
ow  |   pv    | vorige week | een film | gekeken.
                   Jan
 wg   | vorige week | een film     wg    .                            


Slide 7 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde [wg]
 'in/uit/op' KAN ook ook bij het werkwoordelijk gezegde horen

  Ik | sta | elke dag | om 7 uur | op.
ow pv | elke dag  | om 7 uur | op.
             Ik wg elke dag | om 7 uurwg.         

1. bestaat uit ALLE werkwoorden in de zin: sta + op (opstaan)
2. zegt wat het onderwerp DOET: (Ik) sta op                       


Slide 8 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde [wg]
 'in/uit/op' KAN ook ook bij het werkwoordelijk gezegde horen
Maar niet altijd!
        Ik | heb | op de tafel | geschreven.
     ow |  pv  | op de tafel  | geschreven
  Ik |  wg  op de tafel | wg.         

1. bestaat uit ALLE werkwoorden in de zin: heb + geschreven
    2. zegt wat het onderwerp DOET: (Ik) heb geschreven                      


Slide 9 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde [wg]
 'te' hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde [wg] 

Mijn zusjes | zitten | hun huiswerk | te maken.
         ow      |   pv     | hun huiswerk | te maken.
     Mijn zusjes   
|   wg   | hun huiswerk |       wg   .         

1. bestaat uit ALLE werkwoorden in de zin: zitten + te + maken
2. zegt wat het onderwerp DOET: (Mijn zusjes) zitten te maken                        


Slide 10 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde [wg]
 'aan het' hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde [wg] 

De hond | is | met de katten | aan het spelen.
       ow     pv | met de katten | aan het spelen.
  De hond 
wg | met de katten   wg                 .    

1. bestaat uit ALLE werkwoorden in de zin: is + aan het + spelen
2. zegt wat het onderwerp DOET: (De hond) is aan het spelen                        


Slide 11 - Diapositive


Lijdend voorwerp (LV)








Grammatica - zinsdelen
Het lijdend voorwerp (LV) is de persoon die iets overkomt of het onderwerp dat iets ondergaat.

Hoe vind je het LV?
Wat (of wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Tip: een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel


Slide 12 - Diapositive


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
Max en Lenah | kopen | vier kratten Coca-Cola.

1. PV = kopen
2. Strepen zetten
3. OW = Max en Lenah
4. WG = kopen
5. LV = ?

Slide 13 - Diapositive

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'Jan'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling
Geeft antwoord op de volgende vragen: 

waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.

Slide 15 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt na het benoemen, noem je bwb.

Slide 16 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
Benoem eerst de PV, 
gezegde, OW, LV, MV.

Je mag pas als laatste de bijwoordelijke bepalingen gaan benoemen!

Slide 17 - Diapositive

Lees de volgende zin:


Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig


Bovenstaande zin gaan we ontleden

Slide 18 - Diapositive

pv:
Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig

Slide 19 - Question ouverte

wg:
Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig

Slide 20 - Question ouverte

ow:
Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig

Slide 21 - Question ouverte

lv:
Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig

Slide 22 - Question ouverte

mv:
Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig

Slide 23 - Question ouverte

bwb:
Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig

Slide 24 - Question ouverte

Extra uitleg
Bekijk de uitleg op Cambiumned.
Klik door naar de volgende dia.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Lien

even oefenen

Slide 27 - Diapositive

Zoek bwb uit deze zin:
In al die jaren heeft de auto hetzelfde uiterlijk gehad.
A
in al die jaren
B
hetzelfde uiterlijk
C
de auto
D
hetzelfde

Slide 28 - Quiz

Je wenst tijdens het kerstmenu iedereen
smakelijk eten.

Tijdens het kerstmenu=
A
ow
B
lv
C
mw
D
bwb

Slide 29 - Quiz

In een zin kan maar één BWB voorkomen
A
Waar
B
niet waar

Slide 30 - Quiz

Ik snap hoe ik een BWB in
een zin kan vinden.
A
ja
B
nee
C
bijna

Slide 31 - Quiz

Oefenen
Maak de volgende oefeningen om te oefenen met de bijwoordelijke bepaling.
Klik door naar de volgende dia.

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Lien

Slide 34 - Lien

Slide 35 - Lien

Slide 36 - Lien