Allright, 3H Unit 3 modals

Unit 3
Final lesson - focus your attention!
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Unit 3
Final lesson - focus your attention!

Slide 1 - Diapositive

Goal: to be able to..
use adjectives and adverbs
tell me about things you have to or should do


Slide 2 - Diapositive

Adjective and adverb.
1. Adjective = bijv.nw, zegt iets over een zelfstandig naamwoord

2. Adverb = bijwoord, zegt iets over een werkwoord, bijv.nw, een ander bijwoord of een hele zin
1. She has beautiful hair.
2. She plays the piano beautifully ( de vraag is: hoe speelt ze piano? antw : heel mooi) Zegt dus iets over het werkw. play)

Slide 3 - Diapositive

Uitzonderingen:
Sommige adverbs kun je niet vormen dmv -ly:
Let op bij :
Good-well
Fast-fast
Hard- hard (hardly heeft een andere betekenis)
Early-early
Fine-fine

Slide 4 - Diapositive

Adjectives and adverbs
It tastes ....
A
good
B
well

Slide 5 - Quiz

Adjectives and adverbs
She skates ....
A
fastly
B
fast

Slide 6 - Quiz

Adjectives and adverbs
The garden is .....
A
astonishingly beautiful
B
astonishingly beautifully
C
astonishing beautiful
D
astonishing beautifully

Slide 7 - Quiz

Adjectives & Adverbs.
Als je beschrijft HOE iets gedaan wordt, gebruik je vaak een adverb (bijwoord) met -ly. Toch zijn er uitzonderingen.

Spot jij de FOUTE zin?
A
They spelled my name WRONG.. again.
B
Your chocolate tasted DELICIOUSLY!
C
I could HARDLY read that book, it was too difficult.
D
Have you received any mail LATELY?

Slide 8 - Quiz

adjectives & adverbs
She paints (extreme) (good)

A
extremely - well
B
extreme - good
C
extremely - good
D
extreme - well

Slide 9 - Quiz

Modals: hulpwerkwoorden
Hierna volgen een 3-tal sleepvragen om je voorkennis te activeren. Hoe zit het denk je?

Slide 10 - Diapositive


MODAL VERBS: How sure is the verb?
moet!!
sterk aan te raden
Advies...
mogelijkheid
zou kunnen...
CAN
COULD
SHOULD
MUST
HAVE TO

Slide 11 - Question de remorquage

Rank the modals from weak to strong.
This is an option.
This is an advice.
This is a strong advice.
This is the strongest advice.
should
must
have to
can

Slide 12 - Question de remorquage

What is the context?
Connect the context of the modal verb to the correct sentence.
We can talk English.
We must talk English.
We may talk English.
We should talk English.
ability
advice
obligation
permission

Slide 13 - Question de remorquage

Can, could, may, might
Iets is mogelijk.  (Kan, zou kunnen) 
Van boven naar beneden wordt het steeds minder waarschijnlijk:
Can
Could
May
Might

Slide 14 - Diapositive

Vermogen, Vaardigheid of mogelijkheid

Can: alleen in present simple
Could : wat je mogelijk zou kunnen
To be able to : in staat zijn (alle tijden)

Slide 15 - Diapositive

Een beleefde vraag stellen:

Van boven naar  beneden wordt het steeds beleefder:
Can
Could
May
Might
De laatste twee zijn ook wat formeler!
Allen in combi met please!

Slide 16 - Diapositive

Mogen, zou mogen
Je hebt toestemming om iets te doen
Can > alleen in present simple
Could > soms als verleden tijd van can
May > beetje formeler dan can
To be allowed to > te gebruiken in alle tijden

Slide 17 - Diapositive

Waarom gebruik je een modal (hulpwerkwoord)?
A
om een complete zin te maken
B
om onder andere iets te verplichten, aan te geven dat je iets kan of om advies te geven
C
om gelijk te krijgen
D
om bezit aan te geven

Slide 18 - Quiz

Have to, must, should
should
- Je geeft advies
must
- moet (vaak van een ander - regels/wetten/bevel)
- moet (het is logisch / kan niet anders)
(Formeel)
have to / has to
- moet (noodzakelijk - geen extra nadruk)
(Informeel)
* have to: I / we / you / they
* has to: he / she / it

Slide 19 - Diapositive

Welke modal?

Verplichting
A
Must
B
Have to
C
Can
D
Should

Slide 20 - Quiz

Welke functie heeft de modal should? Het geeft..
A
een dringend advies
B
een verplichting
C
een vrijblijvend advies

Slide 21 - Quiz

De modal have to betekent...?
A
een dringend advies
B
een verplichting door iemand anders
C
een verplichting voor jezelf

Slide 22 - Quiz

Heb je een vraag? Stel 'm en ik kom aanwaaien.

Slide 23 - Question ouverte