BASSTEX B1 B2 Les 21

BASSTEX B1 B2 Les 21
Lesdoel
Niet/ geen
Lesinhoud
Wel/ geen bij bepaalde en onbepaalde lidwoorden
uitleg
opdracht
Wel/geen bij werkwoorden en omschrijvingen
uitleg 
opdrachten 
Zelfstanidg werken

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2HBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

BASSTEX B1 B2 Les 21
Lesdoel
Niet/ geen
Lesinhoud
Wel/ geen bij bepaalde en onbepaalde lidwoorden
uitleg
opdracht
Wel/geen bij werkwoorden en omschrijvingen
uitleg 
opdrachten 
Zelfstanidg werken

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

NIET OF GEEN
Niet bij een bepaald lidwoord  de/het 
               bezittelijk mijn, jouw, enz 
               aanwijzend vnw deze die dit dat
Geen bij ( geen of) onbepaald lidwoord    een/- 

voorbeelden
Heb jij een tas?                 Nee, ik heb geen tas. 
Heb jij de tas?                   Nee ik heb de tas niet.
Loop jij de route?             Nee, ik loop de route niet.
Loop jij een route?           Nee, Ik loop geen route.
Koop jij brood?                 Nee, ik koop geen brood.
Koop jij dat brood?          Nee, ik koop dat brood niet.


Slide 3 - Diapositive


Maak jij eten?                    
Maak jij het eten?

Heb jij een hond?
Heb jij de hond?

Bak jij de taart?
Bak jij een taart? 


Oefen                                                
Maak opdracht 1

Slide 4 - Diapositive

Opdracht niet of geen bij bepaald voorzetsel, aanwijzend voornaamwoord, of bezittelijk voornaamwoord, of onbepaald voorzetsel.
Opdracht 1
Antwoord ontkennend
1. Koop jij een brood?
Nee,_________________________________________________________
2. Koop jij het brood?
  Nee,_________________________________________________________
3. Heb jij een aansteker bij je?
 Nee,_________________________________________________________
4. Heb jij de aansteker bij je?
Nee,_________________________________________________________
5. Heeft jouw moeder een winkel? Nee,_________________________________________________________
6. Heeft jouw moeder die bakkerij
 Nee,_________________________________________________________

Slide 5 - Diapositive

   Niet bij werkwoorden en omschrijvingen       
    
 Ik vind jou niet leuk
  De man kookt niet
  Wij hebben gisteren niet gewandeld
  Jij bent niet echt slank.



      

                                                                                                 Maak opdracht 2
Hij eet niet       Hij eet niet ongezond        Hij eet geen vlees     Hij eet het vlees niet


Hij drinkt niet  Hij leeft niet wild                 Hij drinkt geen bier Hij drinkt het bier niet   

Slide 6 - Diapositive

Opdracht niet of geen bij een werkwoord of een omschrijving
Antwoord ontkennend
Opdracht 2
1. Dans jij?
Nee, __________________________________________________________
2. Loop jij op straat?
Nee, __________________________________________________________
3. Komt hij thuis?
Nee, __________________________________________________________
4. Is hij lief?
Nee, __________________________________________________________
5. Reis je vaak?
Nee, ___________________________________________________________
6. Kook jij groente?
Nee, ____________________________________________________________
7. Kook jij die groente?
Nee, ____________________________________________________________
8. Kook jij vaak groente?
Nee, ________________________________________________________________









Slide 7 - Diapositive

Opdracht 3 in duo- trio
Ontkennen in scene

Casus 1
Je wordt door de politie uit je huis gehaald. Jij wordt verward met een andere persoon.
Voer een gesprek met de politieman en ontken alles. Probeer ook argumenten te geven voor jouw betoog.

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld:


Politie 1: U bent Jan van Dijk
Arrestant: Nee dat klopt niet, ik ben Jan van Dijk niet. Ik heet niet zo. Kijk maar op mijn pas.





Slide 9 - Diapositive

CASUS 1
De politie beweert het volgende:
- Jij bent 35 jaar
- Je ben een man
- Je hebt honden
- Je vindt het goed om te stelen van de rijken om het aan de armen te geven.
- Je hebt een baan voor 20 uur in een winkel
- Je werkt in Amsterdam
- Je hebt in je eigen land 12 jaar op school gezeten
- Je komt uit een gezin met 8 kinderen
- Je hebt een aansteker in je zak
- Je hebt maandag een computer van het ROC meegenomen

Slide 10 - Diapositive

CASUS 2
Je wordt door een journalist aangehouden op straat. Jij wordt verward met een andere persoon.
Voer een gesprek met de journalist en ontken alles. Probeer ook argumenten te geven voor jouw betoog.
- Je ben een artiest
- Je komt regelmatig op tv
- Je bent een vrouw
- Je kunt goed zingen
- Je hebt concerten gegeven in veel landen
- Je bent getrouwd
- Je komt uit België
- Je hebt opgetreden., terwijl dit niet mocht vanwege de regels
- Je hebt last van het mondkapje
- Je bent zondag gezien door de journalist met iemand bij een hotel gezien.




Slide 11 - Diapositive


Zelfstandig werken
Samen spreekopdrachten doen

Administratie snelheid

Succes!



Slide 12 - Diapositive