8.7: De broek, een broek

• NT2
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

8.7: De broek, een broek

Aan het einde van de les kan je in plaats van de lidwoorden 'een' in een zin gebruiken. 

Maak een zin.

Schrijf het adres op de kaart

Breda

4818 JA

Bierkade 18

Anna de Vries

Lidwoorden

Er zijn drie lidwoorden: 

de, het, een.

De en het -> bepaald lidwoord.

een -> onbepaald lidwoord.

De 

Veel woorden beginnen met De. 

de tas - de broek - de vrouw - de jongen - de vraag

Het

Sommige woorden beginnen met Het. 

Het boek - het kind - het raam - het antwoord

'een'

'een' is een onbepaald lidwoord.

Je gebruikt het als je iets in het algemeen wilt zeggen.

Zin: Wij spelen een wedstrijd. 

Wanneer gebruik je GEEN een?

Woorden in meervoud hebben GEEN een. 

Zin: Ik koop broeken.

Woorden die je niet kunt tellen. 

Zin: Ik drink water. 

Welke zin is goed?

1. In het huis staat bank.
2. In het huis staat een bank.
3. In huis staat een bank.
4. In het huis staat bank.

Welke zin is goed?

1. Ik doe een suiker in de koffie.
2. Ik doe suiker in koffie.
3. Ik doe suiker in de koffie.
4. Ik doe de suiker in koffie.