Redekundig ontleden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Lesdoelen: 

1. Je weet hoe je de verschillende zinsdelen kan vinden in een zin.

2. Je weet de juiste volgorde van het redekundig ontleden

3. Je weet de kenmerken van de zindelen te noemen. 

4. Je weet het verschil tussen een hulp- en een zelfstandigwerkwoord 

Is het werkwoord dat van tijd en getal kan veranderen. 

Het onderwerp komt qua getal altijd overeen met de persoonsvorm. 

 Gisteren / stonden / mijn broer / op de stoep. 

Gisteren stonden mijn broers op de stoep. 

Eventueel aangevuld met 'aan het' of 'te'

- Het voetbalteam was fantastisch aan het 

voetballen

- De scheidsrechter besloot zelf te gaan  voetballen. 

Om het lijdend voorwerp te vinden stel je de vraag: 

Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp? 

Wie kust Martijn? = de vrouw 

Het meewerkend voorwerp is degene die ontvangt. Te herkennen aan de voorzetsels aan/voor. 

Je stelt de vraag: aan wie/wat of voor wie/wat + pv + ow + lv+  andere werkwoorden 

- De docent / gaf / het proefwerk / terug / aan de leerlingen. 

- De docent / gaf / de leerlingen / het proefwerk / terug. 

Stappenplan 

1. pv (vraagzin, tijdproef, getalproef)

2. zinsdelen (woorden voor pv zetten)

3. werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin)

4. onderwerp (wie/wat + wg)

5. lijdend voorwerp (wie/wat+ pv+o+wg)

6. meewerkend voorwerp (aan wie/wat)

7. bijwoordelijke bepaling (alle andere zinsdelen) 

Wat hoort bij redekundig ontleden?

1. Persoonsvorm
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord
4. Lidwoord

Wat wordt bedoeld met redekundig ontleden?

1. woordsoorten benoemen
2. grammatica
3. zinsdelen benoemen
4. formuleren

Wat is de eerste stap als je een zin gaat ontleden?

1. Het onderwerp vinden
2. De zin in zinsdelen verdelen
3. De persoonsvorm vinden
4. Zinsdeelstrepen zetten

Wat doe je na het onderstrepen van de persoonsvorm?

1. Het lijdend voorwerp zoeken
2. Het onderwerp benoemen
3. De zin in zinsdelen verdelen
4. Het werkwoordelijke gezegde benoemen

Hoe verdeel je een zin in zinsdelen?

1. Door een vraagzin te maken
2. Door zo maar wat strepen te zetten
3. Door stukjes voor de pv te zetten
4. Zinsdelen? Nooit van gehoord

Zoek de pv:
Niemand heeft ooit van hem gehoord.

1. pv= heeft
2. pv= gehoord
3. pv=heeft gehoord
4. pv =niemand

Zoek de PV...
Ik ben naar de stad gefietst.

1. Ik
2. ben
3. stad
4. gefietst

Staan de zinsdeelstrepen goed?

Alle leerlingen / kunnen / een zin / in zinsdelen / verdelen.

1. ja
2. nee

In welke volgorde moet je redekundig ontleden?

1. o - pv - zinsdelen - wg
2. pv - wg - zinsdelen - o
3. zinsdelen - o - pv - wg
4. pv - zinsdelen - wg - o

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. De persoonsvorm en de andere werkwoorden uit de zin.
2. Een werkwoordelijke uitdrukking
3. Een spreekwoord
4. Alle werkwoorden uit de zin, behalve de persoonsvorm.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
2 antwoorden

1. Ik SPOEL het glas OM.
2. Mijn broertje GAAT uit zijn dak.
3. Ik HEB me in hem VERGIST.
4. Ik BEN AAN HET LOPEN.

Wat kan GEEN lijdend voorwerp zijn?

1. De kat met het gebroken pootje
2. de pan met tomatensoep
3. in de tuin van de buren
4. wij

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

"Ik kan het lijdend voorwerp uit een zin halen."

1. Ik
2. kan
3. het lijdend voorwerp
4. een zin

Hoe herken je een meewerkend voorwerp?

1. een meewerkend voorwerp is de ontvanger
2. een meewerkend voorwerp is de gever

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.

1. zij
2. heeft
3. ons
4. toch

Het meewerkend voorwerp vind je door de vraag te stellen:

1. aan wie of voor wie
2. wie + gezegde + onderwerp
3. wat + gezegde + onderwerp
4. is altijd een voorwerp

Een zelfstandig werkwoord komt altijd voor in een zin.

1. Ja
2. Nee

hulpwerkwoord
Ik ben naar de kapper geweest.
ben=

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord

Wat is een zelfstandig werkwoord?

1. Een werkwoord dat een ander werkwoord helpt
2. Het belangrijkste werkwoord in een zin

Hij heeft niet naar de docent geluisterd
Het zelfstandig werkwoord is:

1. geluisterd
2. hij
3. heeft
4. docent

Wat is het hulpwerkwoord?

Wie is naar dat concert geweest?

1. geweest
2. is

Ik heb gegeten
Het zelfstandig werkwoord is:

1. heb
2. ik
3. gegeten
4. er zit geen werkwoord in de zin

aan het werk

1. Leer de theorie van H20, 21, 22 

2. maak de opdrachten en kijk de opdrachten goed na H22 opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 6 

3. Oefen op cambiumned.nl

4. Maak de andere Lessonup over redekundig ontleden