CKV voorbereiding Amsterdam

Welkom!
Vandaag Theater

Voorbereiding Amsterdamdag
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Vandaag Theater

Voorbereiding Amsterdamdag

Slide 1 - Diapositive

Theaterstijlen

  • Cabaret
  • Locatietheater
  • Bewegingstheater
  • Muziektheater
  • Teksttoneel



Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Welke theatergenre was dit fragment?
A
Teksttoneel
B
Cabaret
C
Locatietheater
D
Muziektheater

Slide 4 - Quiz

Cabaret

  • Humor
  • Alledaagse onderwerpen
  • Maatschappij-kritisch  (duidelijke moraal)
  • Vaak zelfspot (imago)

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Welke theatergenre was dit fragment?
A
Teksttoneel
B
Bewegingstheater
C
Locatietheater
D
Muziektheater

Slide 7 - Quiz

Muziektheater
  • Muziek en theater komen samen
  • Muziek inzetten om een verhaal te vertellen

Musical = Lichte muziek is leidend
Opera = Klassieke muziek is leidend
Muziektheater = Muziek speelt een eigen rol

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Welke theatergenre was dit fragment?
A
Teksttoneel
B
Bewegingstheater
C
Locatietheater
D
Muziektheater

Slide 10 - Quiz

Locatietheater
  • Anders dan in theatergebouw of openluchttheater
  • Vaak buiten: strand, duinen, bos, industrieterrein, treinstation
  • Plek-afhankelijk
  • Locatie versterkt verhaal
  • Unieke ervaring

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Welke theatergenre was dit fragment?
A
Teksttoneel
B
Bewegingstheater
C
Cabaret
D
Muziektheater

Slide 13 - Quiz

Bewegingstheater
  • Verhaal vertellen door uitdrukkingskracht van lichaam
  • Fysieke beeldtaal
  • Fysieke mogelijkheden verkennen
  • Anders dan dans?


Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Welke theatergenre was dit fragment?
A
Teksttoneel
B
Bewegingstheater
C
Cabaret
D
Muziektheater

Slide 16 - Quiz

Teksttoneel
  • Veel theater start vanuit een tekst
  • Tekst als belangrijkste component
  • Nieuwe of bestaande theatertekst

Slide 17 - Diapositive

Kenmerken van theater
De kenmerken van theater zijn in alle genres terug te vinden en helpen bij het analyseren.
1. Voorstelling
2. Lichaam: mimiek, houding en beweging
3. Stemgebruik
4. Mise-en-scène
5. Speelstijl
6. Theatervormgeving

Slide 18 - Diapositive

Vooropdracht Amsterdam
Zoek 2 filmpjes van 2 verschillende theatergenres uit eerder genoemde slides. 

1.  Zet beide fragmenten in een Powerpoint
2. Noteer uit welke voorstelling het fragment komt
3. Noteer het jaartal van de premiere
3. Analyseer de beide fragmenten op basis can de vragen op de volgende slides:


Slide 19 - Diapositive

Analyseren
1. Wat zie je: hoe karakteriseer je decor, kostuums en rekwisieten?

In een realistisch decor staan echte meubelstukken, bij voorkeur op een logische plek, alsof het een echte kamer is. Wanneer een klassiek stuk, bijvoorbeeld van Shakespeare, wordt gespeeld in een realistisch hedendaags decor met hedendaagse kostuums, beïnvloed dat onze interpretatie. De vormgeving van een minder herkenbaar decor (abstract) zegt vaak veel over de manier waarop de regisseur wil dat je naar het stuk kijkt.

Schrijf op (zo uitgebreid mogelijk) wat je ziet wanneer je naar het decor kijkt, welke kostuums worden gedragen en welke rekwisieten (props) worden er gebruikt? 

Slide 20 - Diapositive

Analyseren
2. Wat zie je: welke rol speelt de belichting?

De ene regisseur eist van de belichting dat ze niet afleidt van de rest van het toneel. Andere regisseurs gebruiken licht als zelfstandig theatraal middel. In dat geval is het interessant erop te letten wat die belichting toevoegt aan de betekenis van het toneelspel.

Speelt belichting belangrijke eigen rol: hoe? 

Schrijf op (zo uitgebreid mogelijk) wat je ziet en welk effect de belichting heeft. 

Slide 21 - Diapositive

Analyseren
3. Werkwijze: welke speelstijl overheerst?

Dramatisch spel, met veel grote gebaren en flinke stemwisselingen, wordt vaak gezien als ouderwets. Beïnvloed door film en mogelijk door moderne geluidstechniek wordt tegenwoordig vaak de voorkeur gegeven aan een meer natuurlijk spel. Blijspelen lenen zich bijzonder goed voor karikaturaal spel, het neerzetten van een typetje.
Noem voorbeelden waaraan je de speelstijl kunt zien. Is het (melo)dramatisch, naturalistisch of karikaturaal (met typetjes)? 

Schrijf op (zo uitgebreid mogelijk) welke speelstijl je ziet. 

Slide 22 - Diapositive

Analyseren
4. Werkwijze: richten de spelers zich rechtstreeks tot het publiek?

Een speler die zich rechtsreeks tot het publiek richt, doorbreekt de illusie dat wat zich op het toneel afspeelt echt is, hij stapt uit zijn rol. Vooral in blijspelen wordt dat vaak gedaan. Een cabaretier richt zich altijd tot het publiek.
Wat zie je? Richt de speler/spelers zicht tot het publiek? 
Nooit? Een enkele keer (welke personages en met welk effect)? Vaak (met welk effect)?

Schrijf op (zo uitgebreid mogelijk) wat je ziet. 

Slide 23 - Diapositive

Analyseren
5. Inhoud: tot welk genre reken je de voorstelling?

Je hebt in deze les kennisgemaakt met 5 theaterstijlen. Tot welke behoort je gekomen scene?

Schrijf op (zo uitgebreid mogelijk) waarom je dat vindt. 

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

DEADLINE
Deze opdracht lever je in voor 18 april 22.00 uur in Apprentice

Slide 26 - Diapositive