Toetsbegrippen Sales p3 26 tm 38

• Handel
• MBO
• Studiejaar 1

Wat is geen B2B koopsituatie?

1. straight rebuy
2. modified rebuy
3. new task buying
4. specialty goods

New task buying heeft vaak als koopgedrag:

1. RAG
2. BPO
3. UPO
4. probleemloos koopgedrag

Wat is de juiste combinatie?

1. RAG en shopping goods
2. BPO en shopping goods
3. UPO en convenience goods
4. UFO en convenience goods

Stelling 1: De indeling convenience, shopping en specialty goods is gebaseerd op de hoogte van de prijs.
Stelling 2: Canvassen is een middel bij acquisitie.

1. 1 en 2 zijn beiden juist
2. 1 en 2 zijn beiden onjuist
3. 1 is juist en 2 is onjuist
4. 1 is onjuist en 2 is juist

Wat is de juiste volgorde in de salesfunnel van boven naar beneden?

1. suspects; leads; prospects; klanten; terugkerende klanten
2. leads; suspects; prospects; klanten; terugkerende klanten
3. prospects; suspects; leads; klanten; terugkerende klanten
4. suspects; prospects; leads; klanten; terugkerende klanten

stelling 1: AIDA staat voor: attention, interest, desire, action
Stelling 2: DMU staat voor: decision, making, unit

1. 1+2 zijn beiden juist
2. 1+2 zijn beiden onjuist
3. 1 is juist 2 is onjuist
4. 1 is onjuist 2 is juist

"DE" invloeden bij onderhandelen zijn:

1. aanbod, vraag en prijs
2. de klant, de verkoper en het product
3. Dominante, afstandelijke en sociale klanten
4. Macht; informatie en tijd

Bij deepselling

1. verkoop je meer van dezelfde producten
2. vedrkoop je duurdere producten
3. verkoop je goedkopere producten
4. geef je standaard korting

Wat zijn voorbeelden van complementaire pruducten

1. bier en wijn
2. bier en chips
3. koffie en thee
4. duurdere producten

Subsituten zijn:

1. rijst en pasta
2. pasta en kaas
3. kaas en brood
4. bord, brood, boter en hagelslag

Waar staat de afkorting DMU voor?

1. Dat moet U
2. Decision Making Unit
3. Deal, More, Useful
4. Delft, Maastricht University

Wat is geen rol in een DMU?

1. initiator
2. gatekeeper
3. gebruiker
4. verkoper

Bij Franco

1. betaalt de verkoper de transportkosten
2. betaalt de klant de transportkosten
3. betaalt de klant bij levering
4. betaalt de klant na levering

Bij Franchising:

1. wordt een succesvolle formule verhuurd
2. worden franse artikelen verkocht
3. heeft de ondernemer veel vrijheid om het beleid te bepalen
4. heeft de ondernemer geen ondernemingsrisico