het verschil tussen een volledige en onvolledige verbranding benoemen;
de drie voorwaarden noemen die nodig zijn voor een verbranding;
manieren om brand te blussen verklaren;
de reactieproducten benoemen die ontstaan bij het verbranden van fossiele brandstoffen.
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Leerdoelen 5.2
Aan het einde van de les kan je...
een reactieschema opstellen;
het verschil tussen een volledige en onvolledige verbranding benoemen;
de drie voorwaarden noemen die nodig zijn voor een verbranding;
manieren om brand te blussen verklaren;
de reactieproducten benoemen die ontstaan bij het verbranden van fossiele brandstoffen.
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Temperatuur verlagen
Blussen met water
Kaarsje uitblazen
Slide 3 - Diapositive
Zuurstof wegnemen
Blussen met schuim
Zand
Blusdeken
Slide 4 - Diapositive
Brandstof wegnemen
Gaskraan dicht draaien
Uit laten branden
Brandgangen maken in het bos
Slide 5 - Diapositive
Maar wat is nou eigenlijk verbranding? Wat gebeurt er en hoe komt het dat de ene vlam blauw is en de andere oranje?
Slide 6 - Diapositive
Verbranding is een chemische reactie
Bij een chemische reactie worden beginstoffen omgezet in andere stoffen (reactieproducten).
Slide 7 - Diapositive
Verbrandingsreactie
aardgas + zuurstof --> koolstofdioxide + water
Slide 8 - Diapositive
Reactieschema
Beginstof(fen) --> reactieproduct(en)
Slide 9 - Diapositive
voldoende zuurstof
reactieproduct koolstofdioxide en water
onvoldoende zuurstof
reactieproduct roet of koolmonoxide en water
Volledige verbranding
Onvolledige verbranding
Slide 10 - Diapositive
Koolmonoxide
Slide 11 - Diapositive
Koolmonoxide
Ontstaat bij onvolledige verbranding
Zeer giftig gas
Je ziet/ruikt het niet
Slide 12 - Diapositive
Voor elke verbranding is zuurstof nodig?
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
Bij een verbranding verdwijnt de brandstof.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
Zolang er maar genoeg zuurstof is blijft het vuur branden
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quiz
Bij een onvolledige verbranding ontstaat er alleen koolstofdioxide
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Wat is waar over volledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent volledige verbranding
B
Bij volledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met volledige verbranding maakt geen roet
D
Volledige verbranding bestaat helemaal niet
Slide 17 - Quiz
Als je een brand wil blussen, kan dat alleen door de temperatuur te verlagen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht. Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Temperatuur
Slide 19 - Quiz
Bij een bosbrand wordt de brand op een plek gehouden tot dat stuk is opgebrand Welke brandvoorwaarde neem je weg?