22-1 V1 werkwoord: zww & hww

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Pak je leesboek

Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

Vandaag:

1. 10 minuutjes lezen
2. Lesdoel
3. Efkes herhalen (zelfstanding naamwoord & lidwoord)
4. Startopdracht: soorten werkwoorden (hww & zww)
5. Aan de slag!
6. Huiswerk + taalvout
   

Chill: 10 minuutjes lezen!

Lesdoel:

Je kent de woordsoorten: 

• zelfstandig naamwoord & lidwoord.
• werkwoord: hulpwerkwoord & zelfstandig werkwoord.

Zelfstandig naamwoorden & lidwoorden

De Amerikaanse wc in ruimtestation ISS werkt niet met water, maar met een luchtpomp. Het blijkt dat dit zuiniger is voor het milieu.

De Amerikaanse wc in ruimtestation ISS werkt niet met water, maar met een luchtpomp. Het blijkt dat dit zuiniger is voor het milieu.

Je verdeelt de zin en geeft de zinsdelen functies:

• PV (persoonsvorm)
• OW (onderwerp)
• WG (werkwoordelijk gezegde)
• LV (lijdend voorwerp)
• MV (meewerkend voorwerp)

Je geeft van elk woord aan wat voor soort het is:

• zelfstandig naamwoord
• lidwoord
• soorten werkwoorden

- zelfstandig werkwoord & hulpwerkwoord

• bijvoeglijk naamwoord

ZINSDELEN 

WOORDSOORTEN

 

Werkwoorden: startopdracht

1. Pak je schrift en een pen

2. Schrijf de antwoorden op in je schrift

1. Leg uit wat een werkwoord is. 

2. Geef alle werkwoordsvormen van het werkwoord vallen. 

3. Wat is een zelfstandig werkwoord en wat is een hulpwerkwoord?

4. Wat is in de volgende zin het hulpwerkwoord en wat het zelfstandig werkwoord?

Gisteravond heb ik naar GTST gekeken.

Klaar? Even wachten of lezen in leesboek.

1. Pak een ander kleur pen

2. Kijk je antwoorden na en verbeter ze

1. Leg uit wat een werkwoord is.

Wat iets of iemand doet of overkomt.

2. Geef alle werkwoordsvormen van het werkwoord vallen.

val, valt, vallen, viel, vielen, gevallen, vallend

3. Wat is een zelfstandig werkwoord en wat is een hulpwerkwoord?

Het zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord van de zin met een duidelijke betekenis. Het hulpwerkwoord komt voor in een zin met meer werkwoorden en helpt een ander werkwoord.

4. Wat is in de volgende zin het hulpwerkwoord en wat het zelfstandig werkwoord?

Gisteravond heb ik naar GTST gekeken.

               hulpwerkwoord            zelfstandig werkwoord

Geen of 1 fout?

Groep paars

2 fout of meer?

Groep blauw

Theorie: Blz. 29 + 71 

Maken: 

- Opdr. 6 op blz. 30

- Opdr. 3, 4 (kies 4 zinnen uit) en 5 op blz. 71 + 72

- Uitleg & aantekening

Theorie: Blz. 29 + 71 

Maken: 

- Opdr. 4 + 5 op blz. 30 

- Opdr. 3 + 4 (kies 4 zinnen uit) op blz. 71 + 72

Iedereen: eerst nakijken gemaakte opdrachten!

Hij zou haar gisteren best eens gezoend kunnen hebben.

Welke werkwoorden staan er in de zin?

Welk woord geeft de actie aan?

Hij zou haar gisteren best eens gezoend kunnen hebben.

Welke werkwoorden staan er in de zin?

Welk woord geeft de actie aan?

Het belangrijkste werkwoord in de zin. Geeft aan wat het onderwerp doet.

• Kan alleen in de zin staan.
• Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in de zin.

Om acht uur zou ik naar GTST gekeken kunnen hebben.

Ondersteunt of helpt het zelfstandig werkwoord.

• Staat nooit alleen in de zin.
• Er kunnen heel veel hulpwerkwoorden in de zin staan.

Om acht uur zou ik naar GTST gekeken kunnen hebben.

ZELFSTANDIG WERKWOORD

HULPWERKWOORD

 

STAAN OF ZITTEN

Zelfstandig werkwoord = staan

Hulpwerkwoord = zitten

In de middeleeuwen geloofden de meeste mensen nog in magie.

Zelfstandig werkwoord = staan

Hulpwerkwoord = zitten

Hij heeft gisteren uitbundig gedanst.

Zelfstandig werkwoord = staan

Hulpwerkwoord = zitten

De boeken zijn overgedragen aan de docent.

Zelfstandig werkwoord = staan

Hulpwerkwoord = zitten

Geen of 1 fout?

Groep paars

2 fout of meer?

Groep blauw

Theorie: Blz. 29 + 71 

Maken: 

- Opdr. 6 op blz. 30

- Opdr. 3, 4 (kies 4 zinnen uit) en 5 op blz. 71 + 72

- Uitleg & aantekening

Theorie: Blz. 29 + 71 

Maken: 

- Opdr. 4 + 5 op blz. 30 

- Opdr. 3 + 4 (kies 4 zinnen uit) op blz. 71 + 72

Iedereen: eerst nakijken gemaakte opdrachten!

Huiswerk & Taalvout

Theorie: Blz. 29 + 71 

Maken: 

- Opdr. 6 op blz. 30

- Opdr. 3, 4 (kies 4 zinnen uit) en 5 op blz. 71 + 72

Theorie: Blz. 29 + 71 

Maken: 

- Opdr. 4 + 5 op blz. 30 

- Opdr. 3 + 4 (kies 4 zinnen uit) op blz. 71 + 72