modale werkwoorden 27-1-2023

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.

Slide 1 - Diapositive

der Unterrichtsplan


- Rückblick 

- Kapitel 2 Lektion 4 Aufg. 1 bis einschl. 4 und Aufg.  6 und 7  kontrollieren

- Erklärung "die Modalverben im Präsens (o.t.t.) + wissen en möchten

- Aufg. Lektion 4 Aufg. 9 bis einschl. 12 machen

- Evaluation. 
















Slide 2 - Diapositive

die Lernziele:


- Je kent de vormen van de belangrijkste modale hulpwerkwoorden en kunt ze toepassen

 







Slide 3 - Diapositive

Hausaufgaben: Lektion 4 Aufg. 1 bis einschl. 4 und Aufg. 6 und 7 kontrollieren

Slide 4 - Diapositive

Modale werkwoorden

Slide 5 - Diapositive

mogen, toestemming
kunnen
houden van
moeten
moeten,zullen
willen

Slide 6 - Diapositive

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn hulpwerkwoorden die in een zin een extra lading aan een ander werkwoord geven.
Ik kan goed schaatsen, ik moet werken, mag ik iets vragen?
In het Duits zijn dit de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 7 - Diapositive

(wissen)
weten
dürfen
mogen, toestemming hebben
können
kunnen
mögen
lusten, houden van
müssen
moeten, noodzakelijk 
sollen
moeten, bevel
wollen
willen

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Diapositive

Het werkwoord "möchten" ( geen modaal ww.)
möchten= zou graag willen 

ich                möchte
du                 möchtest
er/sie/es       möchte
wir                möchten
ihr                 möchtet
sie/Sie          möchten

Bijv. Ich möchte eine Cola. 

Slide 12 - Diapositive

Het werkwoord "wissen" ( geen modaal ww.)
wissen= weten

ich                weiß
du                weißt
er/sie/es       weiß
wir                wissen
ihr                 wisst
sie/Sie          wissen

Bijv.  Weißt du, wo der Supermarkt ist?

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Hausaufgaben: Aufg. Lektion 4 Aufg. 9 bis einschl. 12 machen + leren Grammatica E Seite 79

Slide 15 - Diapositive