Mijn proefles

1 / 15
suivant
Slide 1: Vidéo
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Winst

Slide 2 - Carte mentale

Noem een ander woord voor omzet

Slide 3 - Question ouverte

Afzet
Afzet = alle goederen die je verkoopt


Slide 4 - Diapositive

Omzet
Omzet = Het totaalbedrag dat je ontvangt door producten te verkopen.
Een deel daarvan besteed je aan de inkoopwaarde van je producten.

Slide 5 - Diapositive

Brutowinst / Nettowinst
Het verschil tussen omzet en inkoopwaarde is de brutowinst.
Daarvan moet je nog allerlei bedrijfskosten betalen, zoals huur, loon van je personeel, reclame, verzekeringen, enzovoort. Wat uiteindelijk overblijft is je nettoresultaat.  
Dat kan nettowinst of nettoverlies zijn.

Slide 6 - Diapositive

Formules
Omzet = afzet × verkoopprijs
Brutowinst = omzet – inkoopwaarde
Nettoresultaat = brutowinst – bedrijfskosten

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld
Je koopt 400 telefoonhoesjes in voor € 2.300 en verkoopt ze voor € 16,50 per stuk. Aan bedrijfskosten ben je € 1.950 kwijt.
Bereken de brutowinst en nettowinst.

Slide 9 - Diapositive

Je koopt 400 telefoonhoesjes in voor € 2.300 en verkoopt ze voor € 16,50 per stuk. Aan bedrijfskosten ben je € 1.950 kwijt.
• De omzet is: 400 × € 16,50 = € 6.600
• De brutowinst is: € 6.600 – € 2.300 = € 4.300
• Het nettoresultaat is: € 4.300 – € 1.950 = € 2.350 (nettowinst)

Slide 10 - Diapositive

Je verkoopt 85 pennen voor € 0,35 per stuk. Wat is de omzet?

Slide 11 - Question ouverte

Een groothandel verkoopt in een maand 42 ligbaden voor € 745 per stuk. De inkoopwaarde bedraagt in totaal € 24.485. De bedrijfskosten zijn per maand € 2215,50.
Bereken de totale omzet, de brutowinst en de nettowinst.

Slide 12 - Question ouverte


A

Slide 13 - Quiz

Hoe bereken je de brutowinst?
A
omzet - bedrijfskosten
B
omzet - inkoopwaarde
C
omzet + bedrijfskosten
D
omzet + inkoopwaarde

Slide 14 - Quiz


A

Slide 15 - Quiz