Bouwelementen van een verhaal - tijd

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bekijk de volgende filmfragmenten en 
los de vragen op.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Lien

Durf jij de uitdaging aan? Maak dan volgende opdracht!

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo


In elk fragment kun je een fout ontdekken die te maken heeft met tijd. Wat is de fout in fragment 1?
anachronisme
= een fout tegen de tijd. Ontstaat wanneer gebeurtenissen, voorwerpen, feiten ... in een verkeerd tijdvak gesitueerd worden.

Slide 7 - Question ouverte

In elk fragment kun je een fout ontdekken die te maken heeft met tijd. Wat is de fout in fragment 2?

Slide 8 - Question ouverte

Begrippenkader
Om een verhaal goed te kunnen begrijpen, moet je de tijd kennen waarin het verhaal zich afspeelt. Elke periode heeft een eigen cultuur en specifieke gewoonten. Die bepalen het gedrag van de personen, hun leefomstandigheden, hun gedachten en gevoelens.
  • De historische tijd is de tijdsperiode waarin een verhaal zich afspeelt. 
             Bv. Een verhaal kan zich afspelen in de toekomst, prehistorie,
              middeleeuwen....

Slide 9 - Diapositive

Lees het fragment op de volgende dia. Wat is er gebeurd met het hoofdpersonage?

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Hoe lang heb je nodig gehad om het fragment te lezen?
A
minder dan 5 minuten
B
een halfuur
C
10 minuten
D
een uur

Slide 12 - Quiz

Bepaal de tijd die verstreken is tussen het begin en het einde van het fragment.

Slide 13 - Question ouverte

Begrippenkader
  • De vertelde tijd is de tijd die tussen het begin en het einde van een verhaal loopt. Soms is die heel kort, maar soms is die meerdere jaren lang.
             Bv. Het verhaal speelt zich af tussen januari en maart 2020, de 
                   vertelde tijd is dus drie maanden lang.
  • De verteltijd is de tijd die nodig is om een verhaal te vertellen of te lezen. 
              Bv. De verteltijd van een kortverhaal van vier bladzijden bedraagt
                     ongeveer twintig minuten.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

Begrippenkader
In een verhaal worden de gebeurtenissen verteld in een bepaalde tijdsvolgorde. Die kan anders zijn dan in de werkelijkheid: gebeurtenissen kunnen chronologisch of niet-chronologisch weergegeven worden.
  • Flashback: Er wordt teruggedacht aan een gebeurtenis in het verleden.
  • Flashforward: Er wordt een blik op de (verre) toekomst geworpen.

Slide 16 - Diapositive

De lifter - Anne Provoost
Hebben jullie al eens gelift of een lifter opgepikt?
Voor diegenen dat het niet weten: een lifter is iemand die aan de kant van de weg staat en aan voorbijrijdende autobestuurders vraagt of die mag meerijden om zo op zijn/haar bestemming te komen.

Slide 17 - Diapositive

De lifter - Anne Provoost
Beantwoord de volgende vragen op een apart blad:
  1. Vat het verhaal kort samen.
  2. Wie is de jongen? Wat is er met hem gebeurd?
  3. Verloopt het verhaal chronologisch of niet-chronologisch? Waarom denk je dat?
  4. Bepaal het tempo van het verhaal: wat kan je zeggen over de verteltijd en de vertelde tijd?

Slide 18 - Diapositive

Extra oefeningen
Waren de voorbije oefeningen nog wat moeilijk voor jou? Heb je graag nog wat extra oefening? Vul dan het volgende oefenbundeltje in. Let op: eerst downloaden, dan invullen.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Eindopdracht
Nu is het aan jullie! Download onderstaand document en vul de opdrachten in. Veel succes!

Slide 21 - Diapositive