les 4 H11.3 E-factor



Hoe bereken je welk proces "groener" is?
HAVO 5  H4
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon



Hoe bereken je welk proces "groener" is?
HAVO 5  H4

Slide 1 - Diapositive

Deze les
  • weet je het nog? rendement en atoom-economie
  • uitleg H4.2 E-factor (blz 83)
  • maken opgave 3, 4, 5, 6, 7, 8 

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel
Je kunt van een proces de E-factor berekenen

Slide 3 - Diapositive

E-factor
De Environmental factor, kortweg E-factor, is een maat voor de hoeveelheid afval die bij een proces ontstaat en daarmee ook heel geschikt om te vergelijken hoe groen processen zijn.
De hoeveelheid afval is afhankelijk van:
1. hoeveel atomen uit de beginstof terechtkomen in het
    reactieproduct (--> atoomeconomie)
2. hoe efficiënt het proces verloopt (--> rendement)

Slide 4 - Diapositive

Weet je het nog?
De formules om
 het rendement en
 de atoomeconomie
 te berekenen vind je in
 Binas tabel 37 H

Slide 5 - Diapositive

Atoomeconomie berekenen

Slide 6 - Diapositive

Rendement berekenen
Berekening:
  • gegeven: 1000 ton cyclopentanon
  • theoretische opbrengst: 1143 ton ethyleencyclopentaan
  • praktische opbrengst: 892 ton ethyleencyclopentaan
    (dus de opbrengst die in de fabriek wordt verkregen)
Klik hier voor berekening van de theoretische opbrengst

Slide 7 - Diapositive

Bereken de atoomeconomie voor
de productie van ijzer volgens deze reactie:
Fe2O3+3CO>2Fe+3CO2
timer
3:00

Slide 8 - Diapositive

Bereken de atoomeconomie voor
de productie van ijzer volgens deze reactie.
Fe2O3+3CO>2Fe+3CO2
timer
3:00

Slide 9 - Question ouverte

Afval door verlies aan atomen
Bij de productie van Fe uit Fe2O3 komt dus maar zo'n 45% van de atomen terecht in het gewenste product.

De overige atomen dragen bij aan de E-factor
Zij worden gezien als verlies of afval

Slide 10 - Diapositive

Uit 10 ton ijzer(III)oxide ontstaat 5670 kg ijzer
volgens onderstaande reactie.
Bereken het rendement
Fe2O3+3CO>2Fe+3CO2
timer
5:00

Slide 11 - Diapositive

Uit 10 ton ijzer(III)oxide ontstaat 5670 kg ijzer
volgens onderstaande reactie.
Bereken het rendement
Fe2O3+3CO>2Fe+3CO2
timer
5:00

Slide 12 - Question ouverte

afval door laag rendement
Bij de productie van Fe uit Fe2O3 wordt maar 81% van het Fe2O3 omgezet. 

De overige 19% van Fe2O3 wordt niet omgezet en draagt bij aan de E-factor
Deze hoeveelheid Fe2O3 is verlies

Slide 13 - Diapositive

verlies aan atomen en beginstof combineren in één berekening:
zó bereken je de E-factor

Slide 14 - Diapositive

Bereken de E-factor voor deze reactie met een rendement van 81% :
Fe2O3+3CO>2Fe+3CO2

Slide 15 - Diapositive

E-factor berekenen
In Binas 37H vind je de formule om de E-factor te berekenen:



In deze berekening worden atoomeconomie én rendement gecombineerd.
Op de volgende dia's wordt de berekening voorgedaan.
Daarna volgt een filmpje waarin wordt uitgelegd hoe je de E-factor kunt uitrekenen met deze formule.

Slide 16 - Diapositive

E-factor berekenen

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Oefenopgave
Bereken de E-factor voor de productie van ijzer volgens deze reactie:

Het rendement van deze reactie is 81%
Vul je antwoord in op de volgende dia.
Fe2O3+3CO>2Fe+3CO2
timer
5:00

Slide 19 - Diapositive

Bereken de E-factor voor de productie van ijzer volgens onderstaande reactie. Het rendement is 81%
Fe2O3+3CO>2Fe+3CO2

Slide 20 - Question ouverte

E-factor en afval
Met de E-factor bepaal je dus hoeveel niet-nuttig product er ontstaat. Voor het gemak wordt dit "afval" genoemd. Maar een proces met een hoge E-factor hoeft niet altijd slecht te zijn voor het milieu. Bij de vorming van esters is het andere reactie-product water. Dit is niet milieu-belastend, maar draagt wel bij aan de E-factor. Voor een groener proces is dus niet alleen de hoogte van de E-factor, maar ook het soort afval belangrijk.

Slide 21 - Diapositive

0

Slide 22 - Vidéo

Heb je nog vragen over deze les? Noteer ze hier:

Slide 23 - Question ouverte