H3: Lezen opdracht 6 en 7

Lezen H3: tekstopbouw en verbanden

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lezen H3: tekstopbouw en verbanden

Slide 1 - Diapositive

Nakijken Lezen H3 - oprdracht 2 - blz. 139
1 a-d Eigen werk.
2 Eigen werk.
3 De aandacht van de lezer trekken. / De lezer nieuwsgierig maken.
4 De schrijver gebruikt twee manieren: vragen stellen en het onderwerp aankondigen.
5 ze verwijst naar insecten (regel 25)
 Dat verwijst naar ‘Bleven al die beestjes niet in zijn kiezen plakken?’ (regel 29)
 die verwijst naar de kakkerlakken (regel 31)
 ze verwijst naar de kakkerlakken (regel 31)
 ze verwijst naar ‘De poppen van de zijdevlinder’ (regel 37)

Slide 2 - Diapositive

Nakijken Lezen H3 - oprdracht 2 - blz. 139
6 A niet waar. Hij was van plan zijn avondeten te verrijken met geleedpotigen. Dat betekent dat hij bij zijn gewone eten ook insecten zou eten, als extraatje. (regel 6-7)
 B niet waar. Dit is niet direct uit de tekst af te leiden. De insecten komen uit de vriezer. Na één nacht in de vriezer gaan ze in een soort winterslaap. (regel 18-20)
 C waar. Camren wil eerst zien dat een ander iets eet en zijn vriend Felipe at weleens kakkerlakken. (regel 33-34)
7 Zodra milieubewuste en gezonde types de insecten gaan eten, volgen ook andere mensen. Als de vraag naar de insecten groeit, dan zal de prijs dalen.
8 Zowel de kakkerlakken als de poppen van de zijdevlinder zagen er smerig uit.
9 Een tarantula is een soort spin

Slide 3 - Diapositive

Nakijken Lezen H3 - oprdracht 2 - blz. 139
10 a Ik eet niet zomaar iets. Ik kijk altijd hoe het eten eruitziet en of een ander het ook eet.
 b Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ja, want hij haalt de recepten voor de insecten uit boeken van insectenkoks. Hij bereidt zich dus wel goed voor. Hij eet pas iets als hij weet dat een ander het ook heeft gegeten.
  Nee, want hij eet wel alle insecten.
11 a Eigen antwoord.
 b Eigen antwoord. Heb je kort en duidelijk toegelicht of de tekst antwoord heeft gegeven op je vragen?
12 a Eigen antwoord. Heb je toegelicht waarom je een ander wel of niet zou aanraden de tekst te lezen?
 b Eigen antwoord. Heb je uitgelegd waarom je de tekst makkelijk of moeilijk vond.

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 3 - Lezen - blz. 141
1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Geleedpotigen bij alle maaltijden, Insecten bij alle maaltijden.
2 a De kernzinnen van alinea 3 zijn de eerste en tweede zin.
 b Ik zou willen dat de insecten minder duur zijn, want het eten ervan is goed voor het milieu en je gezondheid.
 c Het tussenkopje past alleen boven alinea 4. Daarin gaat het over milieuvriendelijk en gezond.
3 a In het midden van de alinea.
 b Ik keek het meeste op tegen de kakkerlakken.

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 3 - Lezen - blz. 141
4 a A en C zijn de hoofdzaken. De hoofdzaak van de alinea is wat Camren het viest en wat hij het lekkerste vond.
 B en D zijn bijzaken. Deze zinnen geven een toelichting bij A en bij C.
 b De poppen van de zijdevlinder waren het viest.
  Het lekkerste vond ik de meelwormburger, maar daar heb ik ook veel kruiden voor gebruikt.
5 a Op de eerste en tweede plaats.
 b Na een maaltijd met insecten voelde ik me lichter en minder sloom dan na een maaltijd met vlees, waarvan ik snel last van brandend maagzuur heb en bij insecten is dat niet zo.

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 3 - Lezen - blz. 141
6 Camren verwerkte 30 dagen lang insecten in zijn ontbijt, lunch en avondeten.
  Hij hoefde niet in de struiken op zoek naar kriebelbeestjes. Hij haalde recepten en adressen uit de boeken van insectenkoks. De insecten zijn duur. Dat is jammer, want insecten eten is goed voor het milieu en voor je gezondheid. Hij keek het meeste op tegen kakkerlakken eten en had niet verwacht dat hij dat zou doen. Camren vond de poppen van de zijdevlinder het viest en de meelwormburger het lekkerst. Na een maaltijd van insecten voelde hij zich lichter en minder sloom dan na het eten van vlees. Daarvan krijgt hij snel last van brandend maagzuur en van insecten niet.

Slide 7 - Diapositive

Wat weet je nog over
de tekstopbouw van een
zakelijke tekst?

Slide 8 - Carte mentale

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Waar denk jij aan bij
tekstverbanden?

Slide 11 - Carte mentale

Lezen H3: tekstverbanden
Je hebt twee soorten verbanden:
- Zinsverbanden: zinnen die met elkaar in verbinding staan
- Alineaverbanden: alinea's die met elkaar in verbinding staan

Verbanden herken je aan signaalwoorden of groepjes signaalwoorden.  Soms moet je goed de inhoud van een alinea lezen om het verband te ontdekken.

Slide 12 - Diapositive

Er zijn 3 alinea verbanden:
1.  Uitspraak-opsomming
2. Uitspraak-tegenstelling
3. Uitspraak-voorbeeld 

Slide 13 - Diapositive

Uitspraak-opsomming
Verschillende dingen die bij elkaar horen, worden opgenoemd.

Herken je aan deze signaalwoorden:
Ook, verder, bovendien, daarnaast, ten eerste..., ten tweede..., en

Slide 14 - Diapositive

Uitspraak-tegenstelling
Het tegenovergestelde van elkaar wordt beweerd.

Maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds... anderzijds

Slide 15 - Diapositive

Uitspraak-voorbeeld
Er wordt een voorbeeld van een uitspraak / bewering genoemd.

Zoals, bijvoorbeeld, zo

Slide 16 - Diapositive

Wat is het signaalwoord?
Ik wilde graag gaan sporten, maar ik moest huiswerk maken.
A
ik
B
maar
C
moest
D
maken

Slide 17 - Quiz

Welk verband geeft 'maar' aan?
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 18 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?
Wij hebben diverse sporten gedaan. Eerst hebben we gevoetbald, daarnaast gevolleybald en tot slot gebasketbald.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 19 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?
Wij hadden betere dingen te doen, zoals een potje FIFA.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 20 - Quiz

Huiswerk
Maak opdracht 6 - 7 
 (blz. 144 - 145).

Slide 21 - Diapositive