- enkelvoud: stam van de du- vorm (Let op! +e bij stam op d/t, m/n)
- meervoud = ihr- vorm
- beleefdheidsvorm = helewerkwoord + Sie
Slide 11 - Diapositive
Mal üben!
Slide 12 - Diapositive
Beleefdheid (kommen) ... Komt u naar huis
A
kommt nach Hause
B
kommen Sie nach Hause
C
kommt Sie nach Hause
D
kömmen Sie nach Hause
Slide 13 - Quiz
lassen(=laten) ... mich in Ruhe, Peter!
A
lasst
B
lasse
C
lass
D
lassen Sie
Slide 14 - Quiz
Let op!
Bij een stam op een d,t
krijg je een extra-e
antworten- antwort-> ihr antwort-et
Slide 15 - Diapositive
warten (=wachten) Ilse und Erika, .... auf mich!
A
warten
B
wart
C
warst
D
wartet
Slide 16 - Quiz
haben en sein
haben en sein wijken van de regels af.
Zie blz 17 van je Handbuch.
Slide 17 - Diapositive
Gebiedende wijs enkelvoud
moeilijker met e-i Wechsel van de sterke werkwoorden:
helfen -> du hilfst -> hilf!
nehmen -> du nimmst -> nimm!
lesen -> du liest -> lies!
Slide 18 - Diapositive
gebiedende wijs enkelvoud van "reden"
A
red
B
redet
C
rede
Slide 19 - Quiz
Gebied. wijs enkelvoud van "geben"
A
gebt
B
geben Sie
C
gib
D
gibst
Slide 20 - Quiz
Gebied. wijs enkelvoud van "sprechen"
A
sprech
B
sprecht
C
sprich
Slide 21 - Quiz
Gebied. wijs meervoud van "tragen"
A
trägt
B
tragt
C
trage
Slide 22 - Quiz
Gebied. wijs meervoud van "gewinnen"
A
gewinnt
B
gewinnen
C
gewinn
Slide 23 - Quiz
Gebied. wijs beleefdheid "sprechen"
A
spricht
B
sprichen Sie
C
sprechen
D
sprechen Sie
Slide 24 - Quiz
gebied. wijs beleefdheid van "denken"
A
denken
B
denk
C
denken Sie
D
denk Sie
Slide 25 - Quiz
Geschafft!
Slide 26 - Diapositive
Und jetzt?
Ga zelfstandig oefenen voor het proefwerk en dat doe je zowel met je aantekeningen als op de digitale methodesite met test jezelf. Maak steeds gebruik van je handboek grammatica en van de Spickzettel!!!