Aanwijzende voornaamwoorden het begin !

Aanwijzende voornaamwoorden :
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Aanwijzende voornaamwoorden :

Slide 1 - Diapositive

In het begin van het schooljaar heb je
2 Engelse AANWIJZENDE voornaamwoorden geleerd. Welke ?

Slide 2 - Question ouverte

Doel van de les: 
Na deze les weet jij weer ....
* wat aanwijzende voornaamwoorden zijn
bij 1 ding !!
* ken je de Engelse aanwijzende voornaamwoorden
voor meerdere dingen !!
* weet je welk aanwijzend voornaamwoord je moet gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

Even nog een stukje herhaling...
In het  ENKELVOUD  gebruikten we de woorden :

THIS en THAT !!

Slide 4 - Diapositive


Wat is het ENGELSE woord voor
1 ding ?
A
SINGULAR
B
PLURAL

Slide 5 - Quiz


Wat betekent PLURAL ook al weer ?
A
Enkelvoud ( 1 ding )
B
Meervoud ( > 1 ding )

Slide 6 - Quiz

Aanwijzende vnw. ENKELVOUD 

Slide 7 - Diapositive

Engels 1 ding DICHTBIJ ( over here )

Dan gebruiken we het woordje ?
A
This
B
That

Slide 8 - Quiz

Engels 1 ding VER WEG( over there )

Dan gebruiken we het woordje ?
A
This
B
That

Slide 9 - Quiz




Dat spel ( 1 spel ) = . . . game
A
This
B
That

Slide 10 - Quiz

... TV over there is big
... TV daar is groot
A
this
B
that

Slide 11 - Quiz

.... game is very exciting
( .... spel is erg spannend ! )
A
This
B
That

Slide 12 - Quiz

. . . is my computer.
( Dit is mijn computer )
A
This
B
That

Slide 13 - Quiz

Look at ... headset over there
( kijk naar . . . hoofdtelefoon daar )
A
This
B
That

Slide 14 - Quiz

. . . is my monitor.
( Dit is mijn monitor )
A
This
B
That

Slide 15 - Quiz

Denk eraan!
Over HERE = H ... IER

en 

Over THERE = DAAR 

Slide 16 - Diapositive


Wat betekent OVER HERE ?

Slide 17 - Question ouverte


Wat betekent OVER THERE ?

Slide 18 - Question ouverte

Aanwijzende vnw. MEERVOUD

Slide 19 - Diapositive


Die spelletjes = . . . games
A
These
B
Those

Slide 20 - Quiz


. . . games over there ( daar )
( spelletjes )
A
These
B
Those

Slide 21 - Quiz


. . . are my computer games
( Dit zijn mijn computerspelletjes )
A
These
B
Those

Slide 22 - Quiz

Look at .... headsets over there
( kijk naar die koptelefoons daar )
A
These
B
Those
C

Slide 23 - Quiz

. . . are his games.
( Dat zijn zijn spelletjes )
A
These
B
Those
C

Slide 24 - Quiz

Even in de herhaling !

Slide 25 - Diapositive

Did you reach the lesson goal?
Yes
No

Slide 26 - Sondage

See you next time!

Slide 27 - Diapositive