Aanwijzende voornaamwoorden 2

Aanwijzende voornaamwoorden :
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Aanwijzende voornaamwoorden :

Slide 1 - Diapositive

Welk werkwoord ( doe woord )heeft denk jij te maken met AANWIJZENDE voornaamwoorden ?

Slide 2 - Question ouverte

Doel van de les: 
Na deze les weet jij ?
* ken je de Engelse aanwijzende voornaamwoorden
nog wat BETER !!
* kun je de aanwijzende voornaamwoorden door elkaar
gebruiken !!

Slide 3 - Diapositive

Even nog een stukje herhaling...
Weet jij nog de aanwijzende voornaamwoorden
ENKELVOUD 
en 
de aanwijzende voornaamwoorden MEERVOUD
 in het ENGELS ?

Slide 4 - Diapositive

Wat is het ENGELSE aanwijzende vnw.
voor DIT ?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het ENGELSE aanwijzende vnw. voor DAT ?

Slide 6 - Question ouverte


Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in het ENKELVOUD ?
A
This / That
B
These / Those

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in het
MEERVOUD ?
A
This / That
B
These / Those

Slide 8 - Quiz

HERHALING ENKELVOUD 

Slide 9 - Diapositive

HERHALING : MEERVOUD

Slide 10 - Diapositive

Denk eraan!
Over HERE = H ... IER

en 

Over THERE = DAAR 

Slide 11 - Diapositive

Engels 1 ding DICHTBIJ ( over here )

Dan gebruiken we het woordje ?
A
This
B
That

Slide 12 - Quiz

Engels 1 ding VER WEG( over there )

Dan gebruiken we het woordje ?
A
This
B
That

Slide 13 - Quiz


Dat huis =
. . . house
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 14 - Quiz


A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 15 - Quiz


.... sandwich over here

A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 16 - Quiz


... is my cat
over there
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 17 - Quiz



A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 18 - Quiz

. . . is my father.
( Dit is mijn vader )
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 19 - Quiz


Die mensen= . . . people
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 20 - Quiz


. . . shoes* over there ( daar )
( schoenen )
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 21 - Quiz



A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 22 - Quiz


A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 23 - Quiz

Snap je het inmiddels een beetje ?
Yes
No

Slide 24 - Sondage

Meerdere dingen ver weg =
THESE
THOSE

Slide 25 - Sondage

1 ding dichtbij ?

Slide 26 - Carte mentale

Welk
aanwijzend vnw ?

Slide 27 - Question ouverte

Welk
aanwijzend vnw ?

Slide 28 - Question ouverte

Welk
aanwijzend vnw ?

Slide 29 - Question ouverte

Welk
aanwijzend vnw ?

Slide 30 - Question ouverte

Slide 31 - Carte mentale

Slide 32 - Carte mentale

Slide 33 - Carte mentale

Slide 34 - Carte mentale

Slide 35 - Carte mentale

this
That
These
Those

Slide 36 - Question de remorquage

Welk aanwijzend voornaamwoord ?
This
That
These
Those

Slide 37 - Sondage

Welk aanwijzend voornaamwoord ?
This
That
These
Those

Slide 38 - Sondage


This
That
These
Those

Slide 39 - Sondage


This
That
These
Those

Slide 40 - Sondage


This
That
These
Those

Slide 41 - Sondage


This
That
These
Those

Slide 42 - Sondage


This
That
These
Those

Slide 43 - Sondage


This
That
These
Those

Slide 44 - Sondage


This
That
These
Those

Slide 45 - Sondage

Nog steeds moeilijk ?

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Lien

We are done !

Slide 48 - Diapositive