Klimaten en 3.3

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Opdracht klimaten

Regenwoudklimaat

• Hele jaar door elke dag regen.
• Constante temperatuur
•  Rond de evenaar
• Geen seizoenen

Savanneklimaat

• Twee seizoenen, nat en droog. 
• Er groeien bomen, afgewisseld met grassen.
• Altijd warm
• Ten noorden of ten zuiden van het regenwoud klimaat

Steppeklimaat

• Geen bomen,  alleen gras en soms wat struiken
• Grenst aan het savanneklimaat
• Twee seizoenen. Een regenseizoen en en droog seizoen.
• Het regenseizoen duurt korter dan in het savanne klimaat

Woestijnklimaat

• Geen regen
• Overdag warm
•  Grenst meestal aan het steppeklimaat
• Zand en rotsen, geen planten of bomen

Gematigd zeeklimaat

• Dicht bij zee of oceaan
• Vier seizoenen
• Milde zomers en winters 
• Verschil tussen de temperatuur in de zomer en winter niet groot
• Loofbomen

Landklimaat

• Warme zomers, koude winters
• Komt op dezelfde breedte voor als het gematigd zeeklimaat
•  Naaldbomen

Toendraklimaat

• Korte zomer en lange winter
• De temperatuur in de zomer komt boven nul graden celsius, in de winter niet
• De grond is bevroren
•  Er groeien geen bomen

Poolklimaat

• De temperatuur is altijd onder nul graden celsius
• Geen plantengroei

Hooggebergte klimaat

• Het lijkt heel erg op het poolklimaat
• Kan op elke breedte voorkomen

Paragraaf 3.3

Neerslag

Drie soorten neerslag

• Stijgingsregen
• Stuwingsregen
• Frontale regen 

Huiswerk voor dinsdag 29 maart

• Paragraaf 3.3
• Bladzijde 68 en 69
• Opdracht 1, 2, 4 en 7