Fase 2.2B Rekenen, geld, deel 1 (toets)

         Fase 2                                                        
Fase 2.2B 

Rekenen, geld 
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundePraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

         Fase 2                                                        
Fase 2.2B 

Rekenen, geld 

Slide 1 - Diapositive

Doelen:
- Ik kan geldbedragen benoemen
- Ik kan geldbedragen opschrijven en gebruik de komma goed
- Ik kan gepast betalen
- Ik kan bedragen afronden zoals het in de winkel gebeurt 
- Ik kan controleren wat ik terugkrijg
- Ik kan geld teruggeven

Slide 2 - Diapositive

Doel 1 
Ik kan geldbedragen benoemen

Slide 3 - Diapositive

Noem alle euromunten die wij hebben in Nederland (8 stuks)

Slide 4 - Question ouverte

Noem alle euro biljetten die wij hebben in Nederland (7 stuks)

Slide 5 - Question ouverte

Doel 2
Ik kan geldbedragen opschrijven en gebruik de komma goed.

Slide 6 - Diapositive

Schrijf op als geldbedrag:
Achtendertig euro

Slide 7 - Question ouverte

Schrijf op als geldbedrag:
zeventien euro vijftig

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf op als geldbedrag:
Honderdvijftig euro en vijfentwintig cent

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf op als geldbedrag:
Tweehonderdtwaalf euro en tachtig cent

Slide 10 - Question ouverte

Doel 3
Ik kan gepast betalen

Slide 11 - Diapositive

Je moet €15,00 gepast betalen. Wat geef je?
A
€20,00
B
€10,00 en €5,00
C
2x €10,00
D
€10,00 en 3x €2,00

Slide 12 - Quiz

Je moet €75,00 gepast betalen. Hoe doe je dit?
A
€50,00 en €20,00 en €10,00
B
3x €20,00 en 2x €10,00
C
€50,00 en €20,00 en 3x €2,00
D
€50,00 en €20,00 en €5,00

Slide 13 - Quiz

Je moet €10,55 gepast betalen. Wat geef je?
A
€10,00 en €1,00
B
€10,00 en €5,00
C
€10,00 en €0,50 en €0,05
D
€10,00 en €0,50 en €0,10

Slide 14 - Quiz

Je moet €22,45 gepast betalen. Hoe doe je dit?
A
€20,00 en €2,00 en €0,50
B
€20,00 en €2,00 en 2x €0,20 en 2x €0,02
C
€20,00 en €2,00 en 2x €0,20 en €0,05
D
€20,00 en 2x €1,00 en 2x €0,20 en 2x €0,02

Slide 15 - Quiz

Doel 4 
Ik kan bedragen afronden zoals het in de winkel gebeurt

Slide 16 - Diapositive

Afronden.
Hoe rond je €1,22 af?
A
€1,25
B
€1,20
C
€1,30
D
€1,00

Slide 17 - Quiz

Afronden.
Hoe rond je €3,64 af?
A
€3,60
B
€3,70
C
€3,65
D
€4,00

Slide 18 - Quiz

Afronden.
Hoe rond je €11,28 af?
A
€11,30
B
€11,25
C
€11,00
D
€12,00

Slide 19 - Quiz

Afronden.
Hoe rond je €55,02 af?
A
€55,05
B
€55,10
C
€56,00
D
€55,00

Slide 20 - Quiz

Doel 5
Ik kan controleren wat ik terugkrijg 

Slide 21 - Diapositive

Je moet €69,00 betalen. Je betaalt met €100,00 en krijgt €22,00 terug. Klopt dit?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Je moet €19,40 betalen. Je betaalt met €50,00 en krijgt €30,70 terug. Klopt dit?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Je moet €17,55 betalen. Je betaalt met €20,00 en krijgt €2,45 terug. Klopt dit?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Je moet €34,35 betalen. Je betaalt met €50,00 en krijgt €15,55 terug. Klopt dit?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

Doel 6
Ik kan geld teruggeven

Slide 26 - Diapositive

Je hebt voor €12,80 getankt. Je betaalt met €20,00. Hoeveel krijg je terug?
A
€7,30
B
€8,20
C
€7,20
D
€8,30

Slide 27 - Quiz

Je koopt in de supermarkt voor €4,55 Je betaalt met €10,00. Hoeveel krijg je terug?
A
€6,50
B
€5,50
C
€6,45
D
€5,45

Slide 28 - Quiz

Je nieuwe oordopjes kosten €14,60. Je betaalt met €50,00. Hoeveel krijg je terug?
A
€36,00
B
€35,00
C
€35,40
D
€35,70

Slide 29 - Quiz

Je nieuwe schoenen kosten €49,50. Je betaalt met €100,00. Hoeveel krijg je terug?
A
€49,50
B
€50,50
C
€50,00
D
€51,00

Slide 30 - Quiz

Einde van de toets

Slide 31 - Diapositive