testje na les 4

Welvaart is:
A
de mate waarin in behoeften kan worden voorzien
B
de situatie waarbij ondernemingen goederen maken die mensen willen hebben
C
als 'armoede de wereld uit is'
D
als iedereen een hoog inkomen heeft
1 / 39
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welvaart is:
A
de mate waarin in behoeften kan worden voorzien
B
de situatie waarbij ondernemingen goederen maken die mensen willen hebben
C
als 'armoede de wereld uit is'
D
als iedereen een hoog inkomen heeft

Slide 1 - Quiz

Noodhulp
A
hulp bij honger of een andere ramp
B
samenwerken aan duurzame oplossingen

Slide 2 - Quiz

Waarom zegt de hoogte van het BBP niks over hoe welvarend een land is?
A
Je weet niet hoeveel iemand verdient
B
Je weet niet hoe het inkomen verdeeld is
C
Je weet niet of iemand hiermee in zijn levensonderhoud kan voor zien
D
Al het bovenstaande

Slide 3 - Quiz

In een ontwikkelingsland is
A
Een hoog inkomen per hoofd vd bevolking
B
Een goede gezondheidszorg
C
Een laag inkomen per hoofd van de bevolking
D
Goede infrastructuur.

Slide 4 - Quiz

Hieronder staat een reden van de economische achterstand van ontwikkelingslanden. Welke oorzaak hoort erbij?

De beperkte welvaart moet over meer mensen verdeeld worden.
A
hoge schulden
B
slechte infrastructuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
westerse protectiemaatregelen

Slide 5 - Quiz

Bij fairtrade producten:
A
krijgen boeren meer werk voor hetzelfde geld
B
krijgen boeren een eerlijke prijs voor hun producten
C
krijgen boeren vliegtickets in ruil voor hun producten
D
verdienen de supermarkten meer geld

Slide 6 - Quiz

Inkomen per hoofd van de bevolking =
A
gemiddelde inkomen per inwoner van een land
B
inkomen per inwoner van een land
C
gemiddelde inkomen van een land
D
gemiddelde salaris per stad

Slide 7 - Quiz

Wat is geen oorzaak van economische achterstand?
A
Gebrek aan goed onderwijs
B
Slechte infrastructuur
C
Corrupte regering
D
Veel technische kennis

Slide 8 - Quiz

Wat is een vicieuze cirkel?
A
Iets onzichtbaars
B
Oorzaak van het ene probleem is het gevolg van een ander probleem
C
Cirkel die ronddraait
D
Mensen in ontwikkelingslanden leven in armoede

Slide 9 - Quiz

Wat is structurele hulp?
A
Hulp die erop gericht is de oorzaken echt aan te pakken
B
Hulp bij een aardbeving of andere ramp
C
Hulp die niet nodig is
D
Hulp door het geven van geld

Slide 10 - Quiz

Ontwikkelingslanden zijn:
A
landen die goed ontwikkeld zijn
B
landen met een hoge koopkracht
C
landen met weinig analfabetisme
D
landen waar de productie en inkomens laag zijn

Slide 11 - Quiz

Hieronder staat een aantal redenen van de economische achterstand van ontwikkelingslanden. Welke oorzaak hoort erbij?

Vervoer en communicatie zijn moeilijk.
A
hoge schulden
B
slechte infrastructuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
westerse protectiemaatregelen

Slide 12 - Quiz

Bevolkingsgroei en welvaart

De welvaart van een land wordt NIET bepaald door:
A
het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking
B
de voorzieningen, zoals het aantal artsen en scholen
C
de onbetaalde productie en de zelfvoorziening
D
een hoge prijs als de vraag groter is dan het aanbod;

Slide 13 - Quiz

Hieronder staat een reden van de economische achterstand van ontwikkelingslanden. Welke oorzaak hoort erbij?

Landen zijn veel geld kwijt aan de rentelasten.
A
hoge schulden
B
slechte infrastructuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
westerse protectiemaatregelen

Slide 14 - Quiz

Als de koers van de dollar ten opzichte van de euro daalt, is dat:
A
Gunstig voor de onze export, onze producten zijn voor de Amerikanen goedkoper geworden.
B
ongunstig voor onze export, want onze producten worden voor de Amerikanen duurder om te kopen.
C
niet van invloed op de Nederlandse export, want de Amerikanen betalen in dollars.

Slide 15 - Quiz

Binnen de EU is:
A
Vrij verkeer van goederen en diensten
B
Vrij verkeer van personen
C
Vrij verkeer van kapitaal
D
Alle drie juist

Slide 16 - Quiz

Een voordeel van de EU is dat alle EU-landen de Euro hebben.
A
Dat is zo.
B
Dat is niet zo.

Slide 17 - Quiz

Stelling 1: Binnen de EU hoef je geen invoerrechten te betalen.
Stelling 2: Een land binnen de EU is automatisch lid van de EU.
A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 18 - Quiz


Producten uit EU-landen mogen zo verkocht worden in andere EU-landen. 
Dit heet:
A
Interne markt
B
Europese Commissie
C
EU
D
lidstaten

Slide 19 - Quiz

De EU is een...
A
economische samenwerking
B
politieke samenwerking
C
economische en politieke samenwerking
D
een verzameling landen, los van elkaar

Slide 20 - Quiz

Juist of onjuist?
In alle landen van Europa kun je
met de euro betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Wat is de EMU
A
Alle landen die de euro als wettig betaalmiddel hebben.
B
Alle landen die belasting moeten betalen aan Europa.
C
Alle landen in Europa
D
Alle EU landen samen

Slide 22 - Quiz

Juist of onjuist?
De landen waar je met de euro kunt betalen, vormen samen de eurozone.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Wat zijn vreemde valuta?
A
Buitenlands geld
B
Wisselkoers
C
Provisiekosten
D
Euro's

Slide 24 - Quiz

Als de waarde van een euro gisteren
1 dollar was is en nu 1,30 dollar, dan is de wisselkoers van de euro:
A
gestegen
B
gedaald

Slide 25 - Quiz

Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
verandert onze concurrentiepositie niet

Slide 26 - Quiz

Internationale arbeidsverdeling ontstaat door
A
Internationale concurrentie
B
Protectionisme
C
Nationale concurrentie
D
Vrijhandel

Slide 27 - Quiz

Internationale arbeidsverdeling is:
A
Elk land produceert waar hij goed en goedkoop in is.
B
Elk land produceert hetzelfde product
C
er komen steeds meer gastarbeiders
D
de werkeloosheid neemt toe

Slide 28 - Quiz

Wat is het doel van protectiemaatregelen?
A
beschermen van de burgers
B
beschermen van de overheid
C
beschermen van het buitenland
D
beschermen van het bedrijfsleven

Slide 29 - Quiz

Wat zijn protectiemaatregelen?
A
Overheid beschermt de eigen economie
B
de overheid beschermt de Economie van een ander land

Slide 30 - Quiz

Welke webshop is zonder importheffing het goedkoopst?
A
Bol.com
B
Amazon.co.uk
C
Play.com

Slide 31 - Quiz

Malawi mag, van de EU, maximaal 4 miljoen mango's exporteren naar de EU. Dit noem je
A
Contigentering
B
Invoerrechten
C
Importquota
D
Importheffingen

Slide 32 - Quiz

Als de lonen in een land stijgen, ________________________de internationale concurrentiepositie.
Hierdoor zal een land ______________________ gaan exporteren.
verbetert
verslechtert
meer
minder

Slide 33 - Question de remorquage

Koppel de juist maatregelen aan de uitleg
Invoerrechten
Importquota
Exportsubsidie
Belasting op ingevoerde producten
Contingentering
Subsidie voor exporterende bedrijven
Maximum aantal
Importheffing

Slide 34 - Question de remorquage

Invoerrechten zijn
A
een belasting
B
een subsidie

Slide 35 - Quiz

Betaal je invoerrechten als je online een computer in de VS koopt
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
je betaalt geen invoerrechten

Slide 36 - Quiz

Betaal je invoerrechten als je kleding bij een bedrijf in Italië koopt?
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
Je betaalt geen invoerrechten

Slide 37 - Quiz

Vrijhandel is handel van goederen
A
zonder belemmeringen
B
zonder vervoerdkosten
C
met invoerrechten
D
met subsidie

Slide 38 - Quiz

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 39 - Quiz