les 3

Telefoons
Kauwgom in de prullenbak
Huiswerk vandaag
Doornemen paragraaf 8.2
Maken de opdrachten van deze paragraaf
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Telefoons
Kauwgom in de prullenbak
Huiswerk vandaag
Doornemen paragraaf 8.2
Maken de opdrachten van deze paragraaf

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk vandaag
Doornemen paragraaf 8.2 
Maken de opdrachten van deze paragraaf
Telefoons
Kauwgom in de prullenbak
voeten op de grond

Slide 2 - Diapositive




  • H
  • ik bespreek de volgende paragraaf
  • je kijkt je gemaakte werk na
  • je gaat aan het huiswerk
  • we sluiten de les af met een aantal controlevragen
Deze les

Slide 3 - Diapositive

8.3 Samenwerken is slimmer

Slide 4 - Diapositive

         In deze les leer je:
        
         - Hoe de EU de handel tussen lidstaten bevordert
         - Wat er wordt bedoeld met de interne markt
         - De voordelen van de Euro €
         - de gevolgen  van een verandering van de wisselkoersen
        
       
         
          

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Europese Unie in 2020
Nu zijn er

Slide 7 - Diapositive

EU
Nederland is lid van de Europese Unie (EU). Nederland is één van de lidstaten.
De Europese Unie (EU) heeft als belangrijkste doel dat alle landen binnen de EU samenwerken op economisch gebied.


Binnen de EU zijn de economische grenzen vervallen, waardoor de lidstaten samen een interne markt vormen. Dat is goed voor de onderlinge handel.






Slide 8 - Diapositive

EU = Europese Unie:
  • gemeenschappelijke regels (harmonisatie  -->  eerlijke concurrentie)
  • vrijhandel (de EU heeft een interne markt)

Vrij verkeer van:
  • goederen  en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 9 - Diapositive

EMU = Europese Monetaire Unie
De Europese Monetaire Unie (eurozone) bestaat uit de landen binnen de EU die de euro hebben ingevoerd.

De Europese Centrale Bank let er op dat de euro zijn waarde behoudt.

Slide 10 - Diapositive

EMU = donker blauw
EU= kleur

Slide 11 - Diapositive

De Wisselkoers
De wisselkoers is de prijs van een munt uitgedrukt in een andere munt. 
Een wisselkoers van bijvoorbeeld 1,33 dollar voor 1 euro betekent dat 1,33 Amerikaanse dollars evenveel waard zijn als één euro en dat één dollar een waarde heeft van 75 eurocent.

Slide 12 - Diapositive

Bij een stijging van de wisselkoers van buitenlands geld:
=  De prijs van de dollar, pond, yen enz. gaat omhoog, dan
  • kost import meer = stijgende importprijzen = dalende import
  • betalen consumenten meer voor geïmporteerde producten
  • dalen de exportprijzen (de € is voor andere landen goedkoper geworden

       --> verbetering concurrentiepositie EMU-landen)

  • brengt export meer op = stijgende export = stijgende werkgelegenheid

Voorbeeld:  $1 = € 0,88 --> $1 = € 0,92




Slide 13 - Diapositive

Huiswerk volgende les 
Doornemen
   paragraaf 8.3
Maken 
     de opdrachten 
     van deze paragraaf

Slide 14 - Diapositive

Als de koers van de dollar ten opzichte van de euro daalt, is dat:
A
Gunstig voor de onze export, onze producten zijn voor de Amerikanen goedkoper geworden.
B
ongunstig voor onze export, want onze producten worden voor de Amerikanen duurder om te kopen.
C
niet van invloed op de Nederlandse export, want de Amerikanen betalen in dollars.

Slide 15 - Quiz

Binnen de EU is:
A
Vrij verkeer van goederen en diensten
B
Vrij verkeer van personen
C
Vrij verkeer van kapitaal
D
Alle drie juist

Slide 16 - Quiz

Een voordeel van de EU is dat alle EU-landen de Euro hebben.
A
Dat is zo.
B
Dat is niet zo.

Slide 17 - Quiz

Stelling 1: Binnen de EU hoef je geen invoerrechten te betalen.
Stelling 2: Een land binnen de EU is automatisch lid van de EU.
A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 18 - Quiz


Producten uit EU-landen mogen zo verkocht worden in andere EU-landen. 
Dit heet:
A
Interne markt
B
Europese Commissie
C
EU
D
lidstaten

Slide 19 - Quiz

De EU is een...
A
economische samenwerking
B
politieke samenwerking
C
economische en politieke samenwerking
D
een verzameling landen, los van elkaar

Slide 20 - Quiz

Juist of onjuist?
In alle landen van Europa kun je
met de euro betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Wat is de EMU
A
Alle landen die de euro als wettig betaalmiddel hebben.
B
Alle landen die belasting moeten betalen aan Europa.
C
Alle landen in Europa
D
Alle EU landen samen

Slide 22 - Quiz

Juist of onjuist?
De landen waar je met de euro kunt betalen, vormen samen de eurozone.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Wat zijn vreemde valuta?
A
Buitenlands geld
B
Wisselkoers
C
Provisiekosten
D
Euro's

Slide 24 - Quiz

Als de waarde van een euro gisteren
1 dollar was is en nu 1,30 dollar, dan is de wisselkoers van de euro:
A
gestegen
B
gedaald

Slide 25 - Quiz

Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
verandert onze concurrentiepositie niet

Slide 26 - Quiz

Internationale arbeidsverdeling ontstaat door
A
Internationale concurrentie
B
Protectionisme
C
Nationale concurrentie
D
Vrijhandel

Slide 27 - Quiz

Internationale arbeidsverdeling is:
A
Elk land produceert waar hij goed en goedkoop in is.
B
Elk land produceert hetzelfde product
C
er komen steeds meer gastarbeiders
D
de werkeloosheid neemt toe

Slide 28 - Quiz

Wat is het doel van protectiemaatregelen?
A
beschermen van de burgers
B
beschermen van de overheid
C
beschermen van het buitenland
D
beschermen van het bedrijfsleven

Slide 29 - Quiz

Wat zijn protectiemaatregelen?
A
Overheid beschermt de eigen economie
B
de overheid beschermt de Economie van een ander land

Slide 30 - Quiz

Welke webshop is zonder importheffing het goedkoopst?
A
Bol.com
B
Amazon.co.uk
C
Play.com

Slide 31 - Quiz

Malawi mag, van de EU, maximaal 4 miljoen mango's exporteren naar de EU. Dit noem je
A
Contigentering
B
Invoerrechten
C
Importquota
D
Importheffingen

Slide 32 - Quiz

Als de lonen in een land stijgen, ________________________de internationale concurrentiepositie.
Hierdoor zal een land ______________________ gaan exporteren.
verbetert
verslechtert
meer
minder

Slide 33 - Question de remorquage

Koppel de juist maatregelen aan de uitleg
Invoerrechten
Importquota
Exportsubsidie
Belasting op ingevoerde producten
Contingentering
Subsidie voor exporterende bedrijven
Maximum aantal
Importheffing

Slide 34 - Question de remorquage

Invoerrechten zijn
A
een belasting
B
een subsidie

Slide 35 - Quiz

Betaal je invoerrechten als je online een computer in de VS koopt
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
je betaalt geen invoerrechten

Slide 36 - Quiz

Betaal je invoerrechten als je kleding bij een bedrijf in Italië koopt?
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
Je betaalt geen invoerrechten

Slide 37 - Quiz

Vrijhandel is handel van goederen
A
zonder belemmeringen
B
zonder vervoerdkosten
C
met invoerrechten
D
met subsidie

Slide 38 - Quiz

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 39 - Quiz

Internationale handel is:
A
importeren
B
exporteren
C
doorvoeren
D
alle onder a, b en c genoemde dingen

Slide 40 - Quiz

Wat is de betalingsbalans?
A
Het overschot aan producten dat een land verkoopt
B
Een overzicht van de waarde van internationale transacties van een land
C
Het tekort aan producten dat een land koopt
D
Een balans van een bedrijf met betalingen

Slide 41 - Quiz

Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China.
B
Duitsland koopt van Nederland.
C
Brussel koopt van Londen.
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven.

Slide 42 - Quiz

Waarom is er eigenlijk internationale handel?
A
Omdat vervoer meestal niet duur is
B
Omdat landen allemaal hetzelfde maken
C
Vanwege de prijs-kwaliteits verschillen in landen
D
Omdat bedrijven in meerdere landen actief willen zijn

Slide 43 - Quiz

Niet alle Europese landen zijn lid van de Europese Unie.
Welk land is geen lid?
A
Cyprus
B
Litouwen
C
Slovenië
D
Zwitserland

Slide 44 - Quiz

Nederland heeft een ... op de betalingsbalans
A
Overschot
B
Tekort

Slide 45 - Quiz

Hoe stromen goederen en geld bij import en export?
import
export
goederen


geld
geld van Nederland naar het buitenland
geld naar Nederland vanuit het buitenland

Slide 46 - Question de remorquage

Sleep de onderstaande beweringen in de blauwe vakjes naar de juiste rode vakjes. Zorg ervoor dat je de letter altijd in het vakje plaatst! 
JUIST
ONJUIST
Invoerrecht is een ander woord voor importbelasting
Als Nederland invoerrechten heft, worden producten van buiten de EU goedkoper

Slide 47 - Question de remorquage

Welk woord past 'binnen' of 'buiten' de EU?
Binnen de EU
Buiten de EU
Vrijhandel
Protectie

Slide 48 - Question de remorquage