WK40 1D Chap 1 D + E

1. Ga rustig zitten

2. Pak je spullen:
Stepping Stones (dicht)
Schriften en pen
Tas op de grond





Hoe goed heb je je leerwerk gemaakt?

Taak:
Schrijf je naam bovenaan het blaadje
Werk zelfstandig
Vertaal de woordjes naar het Engels:

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1. Ga rustig zitten

2. Pak je spullen:
Stepping Stones (dicht)
Schriften en pen
Tas op de grond





Hoe goed heb je je leerwerk gemaakt?

Taak:
Schrijf je naam bovenaan het blaadje
Werk zelfstandig
Vertaal de woordjes naar het Engels:

Slide 1 - Diapositive

Vocab check
Schrijf je naam bovenaan het blaadje
Werk zelfstandig
Vertaal de woordjes naar het Engels:




  1. over (het boek gaat  over...)
  2. zonnig
  3. jezelf
  4. ouders
  5. gescheiden
  6. neef, nicht (kind van je oom/tante)
  7. nicht (kind van je zus/broer)
  8. jongste
  9. tweeling
  10. stiefvader
timer
7:00

Slide 2 - Diapositive

Learning goals
Ik kan mijzelf en mijn familie introduceren.
Ik kan feiten en gewoontes schrijven over mijn familie.

Slide 3 - Diapositive

Road map
  • Homework check
  • Warm-up
  • Grammar explanation
  • Task instruction
  • Work on tasks
  • Review
  • Looking ahead

Slide 4 - Diapositive

Homework check
C. Reading: 19-23
D. Speaking & Stones: 24a+b, 25 a+c

(Use SS online)


Slide 5 - Diapositive

Warm-up
Werk met de persoon
naast je.

Gebruik Stone 1 en
Theme Words

Slide 6 - Diapositive

Grammar
Let op de volgende werkwoorden (verbs) in de clip:
cuts
leaves
breaks
live
die
know


Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Grammar
Wat hebben die werkwoorden gemeen?

(cuts, leaves, breaks, live, die, know)



Maak de aantekeningen van de volgende slide in je grammar notebook.


Slide 9 - Diapositive

Present Simple - tegenwoordige tijd
Om te praten over:

- feiten (=facts)
- gewoontes (=habits)

 
Voorbeelden:
Ice melts in the sun.
I always drink coffee around 10am.
She often arrives early.

Slide 10 - Diapositive

Present Simple
Gebruik de stam (het hele werkwoord):

I walk
you walk
we walk
they walk
you walk
Bij she/he/it gebruik je stam+s

Dit noemen we de Shit regel

She/he/it walks

Slide 11 - Diapositive

Your turn!
Fill in the gap.

He ____ (like) his friends. 
They _____ (look) great.


Slide 12 - Diapositive

Present Simple
Bij do/go en werkwoorden die eindigen met een s-klank  (-s, -sh, -x, -ch)
zet je -es achter het werkwoord bij She/he/it.
VB:
I do - she does
They watch - he watches
We box - she boxes

Slide 13 - Diapositive

Present Simple
Eindigt een werkwoord met -y? Maak hier -ies van ipv -s.
Staat er een klinker (a, e, i, o, u) voor de -y? Dan plak je er alleen een -s achter. 

VB. 
try - tries
buy - buys

Slide 14 - Diapositive

Present Simple
Signaalwoorden die je vaak tegenkomt bij de present simple:
always
never
sometimes
often
(every) day
usually

Slide 15 - Diapositive

Tasks
E. Writing & Grammar, p. 60
Maak oefeningen 30-33
Werk tot 11.45

Klaar?
Oefen de grammatica in Slim Stampen in Stepping Stones online. (Daar kom je via Magister, leermiddelen)
Extra uitdaging: Maak 3 leesopdrachten in ReadTheory 

Slide 16 - Diapositive

Verwachtingen
Welke oefeningen moet je maken?
Welke vragen heb je over de oefeningen?
We werken 10 minuten in stilte, daarna mag je rustig overleggen.

Wat ga je doen als je klaar bent?
Wat als je toch een vraag hebt?

Slide 17 - Diapositive

Tasks
E. Writing & Grammar, p. 60
Maak oefeningen 30-33
De eerste 5 minuten werken we in stilte.
Werk tot 11.45 

Klaar?
Oefen de grammatica in Slim Stampen in Stepping Stones online.
Extra uitdaging: Maak 3 leesopdrachten in ReadTheory 

Slide 18 - Diapositive

Schrijf 3 zinnen op in het Engels waarbij je de present simple gebruikt.

Slide 19 - Question ouverte

Present simple
He ..... (to call)
A
call
B
calls

Slide 20 - Quiz

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 21 - Quiz

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 22 - Quiz

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 23 - Quiz

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 24 - Quiz

Looking ahead
 Voor volgende week dinsdag moet af zijn:
E. Writing & Grammar, p. 60, oefeningen 30-33

Leren: Grammar 1 (present simple: walk/walks)
Schrijven en leren: Vocabulary F Listening (p.83)

Slide 25 - Diapositive