les 2

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood

ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk

• je gaat  6 minuten in sti

Deze les?

• wat hebben we de vorige les geleerd?
• we kijken de gemaakte opdrachten na
• uitleg, je bent stil en doet goed mee
• je gaat 7 minuten in stilte werken
• daarna kun je zachtjes met elkaar overleggen
• we gaan nakijken
• we sluiten de les af

Vragen (aan mij) mogen altijd gesteld worden

VORIGE LES?

• Ik weet wat behoeften zijn
• Ik weet welke twee soorten behoeften er zijn en ken van elk twee voorbeelden
• Ik weet wat goederen zijn en kan hier vijf voorbeelden van geven
• Ik weet wat diensten zijn en kan hier vijf voorbeelden geven
• Ik weet wat verbruiksgoederen zijn en kan hier drie voorbeelden van geven
• Ik weet wat gebruiksgoederen zijn en kan hier drie voorbeelden van geven
• Ik weet dat geld een € heeft en 2 decimalen
• Ik weet dat de komma op mijn rekenmachine een punt is
• Ik weet hoe ik moet afronden
• Ik weet wat consumeren is
• Ik weet wat zelfvoorziening is en kan hier vijf voorbeelden van geven

• Ik kan een gemiddelde berekenen

LEER              EN

6a

Goederen: scooter, helm, benzine

Diensten: verzekering, onderhoudsbeurt

6b

De scooter en de helm zijn gebruiksgoederen (gaan meerdere keren mee). Terwijl de benzine elke keer op raakt als je gaat rijden, dus dit is een verbruiksgoed.

7

€ 6,49

€ 131,65

€ 143.312,-   (of € 143.312,00)

€ 17,50

8a

Normaal betaal je € 3,87

8b

Je bespaart dus maximaal 3,87-2,49 = € 1,38

8c

Voor 1 reep betaal je nu 2,49/3 = € 0,83

9a

Je koopt => dus consumeren

9b

Je koopt => dus consumeren

9c

Je koopt om door te verkopen en winst te maken => je investeerd

10 

Hier is sprake van zelfvoorziening. Er worden thuis cupcakes gemaakt.

11

Om te consumeren heb je vooral geld nodig.

Voor zelfvoorziening moet je vooral genoeg tijd hebben.

12

Consumptiemaatschappij: B

We kopen veel, 

ook dingen die we niet echt nodig hebben.

13a t/m d

Nederlands: (9+7,5+8+5,7)/4 = 7,55 = 7,6 onjuist

Engels: (6+6+7,3+6,7)/4 = 6,5 juist

Wiskunde: (5,6+6,1+5,5+7,2+7,2)/5 = 6,3 onjuist

Economie: (8,7+6,8+6,4+6,4+9)/5 = 7,46 = 7,5 onjuist

6,5

14

De gemiddelde prijs van een consumptie is (2,75+1,80+2,80)/3 = € 2,45

15a

Alles samen kost: 11,80+185,68+73,27+68,16+19,61+86,36+38,36 

= € 483,24

15b

De gemiddelde prijs is 483,24/7 

= € 69,03

§1.2 

Waarom koop je dat?

Budget?

Budget

Hoeveel geld heb je te besteden.

Reclame

Beïnvloeden van je keuze om iets te kopen

Sociale beïnvloeding

beïnvloeding door familie, vrienden en kennissen.

Commerciële beïnvloeding

beïnvloeding door bedrijven 

of merken

PROMILLAGES

:100

:1000

PROCENTEN

REKENEN

berekenen

• met een verhoudingstabel
• met een formule
• met een perunage

Formules                       Verhoudingstabel

​100​​aantal​​Xpercentage

%	100	1	25
€	140	1,40	35

​100​​bedrag​​Xpercentage

AFRONDEN:

• procenten op 1 decimaal
• geld op 2 decimalen

Afronden bij winkels vaak op 5 cent 

(de munten van 1 en 2 cent worden hier vaak niet meer gebruikt)

Maak in stilte

en

zelfstandig

de opdrachten 16 t/m 28 

pagina 12 t/m 16

 Ben je klaar: 

Neem alvast §1.3 door

ben je niet stil => strafwerk!

Opdrachten

16 

Favoriete kleding- of schoenenmerk is voor iedereen persoonlijk.

Is dit altijd je favoriete merk geweest: waarschijnlijk niet, veel merken verkopen niet ook kinderkleding en de kleding die je nu draagt (maar dit kan natuurlijk wel).

17

De kleding is anders:

• links zijn jongens, rechts meisjes
• misschien hebben ze een andere leeftijd
• ze hebben waarschijnlijk een andere smaak
• ze hebben niet hetzelfde budget

18

Misschien heb je jezelf vergeleken met je vader/moeder of met een broer/zus.

19

Leraar zonder auto: misschien woont hij dichtbij, is hij milieubewust of erg sportief. Of hij geeft zijn geld liever ergens anders aan uit

20a

Commerciële beïnvloeding: KPN is een bedrijf die wil dat jij een smartphone koopt omdat zij daaraan verdienen.

20b

Sociale beïnvloeding: jij krijgt niet betaald om dit te zeggen. 

Je hebt er geen enkel financieel belang bij.

21a 

Sociale beïnvloeding: je vrienden.

21b

Commerciële beïnvloeding: de winkelketen.

22 let op je argumentatie!

Verstandig: ze wil alleen een jas verkopen die je goed staat. Zodat je later nog eens terug komt.

Onverstandig: nu heeft ze geen geld aan je verdient.

23a

Reclames die jij leuk vind.

23b

Eigen antwoord: misschien had jij zonder reclame niet geweten dat er een aanbieding was, of dat het product te koop was.

24

reclame via:

• shirtreclame bij sportteams
• billboards langs wegen
• advertenties in kranten en regionale bladen
• reclameborden in stadions
• posters in bushokjes
• reclames op vrachtwagens en bussen

25a

Je koopt dan snel zo'n product omdat de actie zo weer voorbij is (anders zou je rustig kunnen wachten tot je het product echt nodig hebt).

25b

Deze reclame laat je denken dat je ook heel goed in turnen wordt

als je deze yoghurt koopt. Ook denk je dat Epke als topturner 

heel goed weet wat gezond is.

25c

Als tandartsen het zelf gebruiken dan geloof je dat dit advies goed is. De meneer komt deskundig en betrouwbaar over.

26a

Deodorant € 3,75 korting 40%

60% van € 3,75 = 3,75/100 x40 = € 1,50

26b  Deodorant € 3,75 korting 40%

 Je moet nu dus nog 60% betalen.

 60% van € 3,75 = 3,75/100 x60 = € 2,25

of  3,75-1,50 = € 2,25

26c  35% van € 4,60 = 4,60/100 x 35 = € 1,61

26d € 4,60 - € 1,61 = € 2,99

27

Hugo Boss  Femme: 31% korting normale prijs  € 72,02

Betalen moet je 69% dit is 72,02/100 x69 = € 49,69

Hugo Boss Hugo: 41% korting normale prijs € 59,31

Betalen moet je 59% dit is 59,31/100 x59 = € 34,99

28 

Als consument wordt je verleid tot aankoop als je ziet hoeveel voordeel je hebt.

LEER              EN

                     §1.2

• Ik weet waarom behoeften verschillen van persoon tot persoon
• Ik weet wat budget is
• Ik weet wat sociale beïnvloeding is
• Ik weet wat commerciële beïnvloeding is
• Ik weet wat reclame is en waarom dit er is
• Ik kan met procenten een bedrag berekenen
• Ik kan de prijs uitrekenen als er korting op de oude prijs is

LEER              EN