28-09-2022

Welkom klas 2KL2 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Welkom klas 2KL2 

Slide 1 - Diapositive

Wat ik van jullie verwacht vandaag
Tas op grond, jas uit en telefoon in tas.
Spullen op tafel:
- Rekenmachine
- Pen
-Schrift
- Boek 
Laptop
timer
3:00

Slide 2 - Diapositive

Mensen hebben behoeften. Wat zijn behoeften?
A
Goederen
B
Diensten
C
Geld
D
Alles wat je nodig hebt of graag wilt

Slide 3 - Quiz

Wat is geen basisbehoefte?
A
Een huis
B
Nike's
C
Gezondheidszorg
D
Tandarts

Slide 4 - Quiz

Ik kan voor €395 de nieuwe playstation kopen. Als ik nu koop krijg ik 10% korting. Bereken de nieuwe prijs
A
€39,50
B
355,50
C
3,95
D
434,50

Slide 5 - Quiz

Consumeren is …
A
Een bedrag opzijleggen voor een latere grote aankoop
B
Iets maken waarmee je in je eigen behoefte kan voorzien
C
het kopen van goederen of diensten
D
Invloed uitoefen op andere mensen om iets te kopen

Slide 6 - Quiz

Loon/ salaris is een voorbeeld van:
A
Inkomen in geld
B
Inkomen in natura

Slide 7 - Quiz

De huur van het huis is een voorbeeld van
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 8 - Quiz

Het begrip budget betekent:
A
Overzicht van maandelijkse inkomsten en uitgaven.
B
Geld
C
Wat je maandelijks van je ouders krijgt als zakgeld.

Slide 9 - Quiz

Op een fiets van 435 euro krijg je 20% korting. Hoeveel korting is dat?
A
87 euro
B
84 euro
C
100 euro
D
77 euro

Slide 10 - Quiz

Wat is een deugdelijk product?
A
Een product dat goed is voor de gezondheid
B
Een product dat goed is voor het milieu
C
Een product dat beter is dan de wet vereist
D
Een product dat normaal functioneert

Slide 11 - Quiz

Wat is sociale beïnvloeding?
A
Dat mensen om je heen invloed hebben op je keuze
B
Dat mensen om je heen een product afraden of aanraden.
C
Dat jij je mening geeft over een product, thuis of bij je vrienden
D
A, B, C, zijn alle drie goed

Slide 12 - Quiz

Wat is een uitkering?
A
inkomen dat je van de overheid krijgt
B
inkomen dat je van de bank krijgt
C
inkomen dat je van je ouders krijgt
D
een ander woord voor salaris

Slide 13 - Quiz

Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
A
budgetteren
B
restwaarde
C
reserveren

Slide 14 - Quiz

Wat is een begroting?
A
overzicht van inkomsten en uitgaven
B
uitgaven die regelmatig terugkeren
C
uitgaven voor boodschappen
D
Uitgaven die je niet zo vaak doet

Slide 15 - Quiz

Jij koopt in de winkel bedorven voedsel. Met welke regel is dat in strijd?
A
Deugdelijk product
B
Garantie
C
Warenwet

Slide 16 - Quiz

Je hebt recht op garantie wanneer......
A
... binnen een bepaalde tijd er is mis is met je product
B
... jij met opzet op je telefoonscherm springt en hij kapot gaat
C
... je garant wilt wilt staan voor €200,-
D
... je uitgekeken bent op je product en je een nieuwe wilt

Slide 17 - Quiz

Hoe heet het onderzoek naar de prijs en kwaliteit van producten dat wordt uitgevoerd door consumentenorganisaties?
A
Vergelijkend warenonderzoek
B
Activerend warenonderzoek
C
Vleeswarenonderzoek
D
Consumentenwarenonderzoek

Slide 18 - Quiz

Jord koopt drie potten gel. De prijzen zijn € 2,49 € 3,53 en € 1,69. Wat is het gemiddelde?
A
€ 2,49
B
€ 7,71
C
€ 6,58
D
€ 2,57

Slide 19 - Quiz

Wat zijn goederen?
A
Tastbare producten
B
NIET tastbare producten

Slide 20 - Quiz

Wat zijn diensten?
A
Tastbare producten
B
NIET tastbare producten

Slide 21 - Quiz

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 22 - Quiz

Wat heb je vandaag geleerd
- Voorbereid voor de toets volgende week woensdag.

Slide 23 - Diapositive