quiz

quiz
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

quiz

Slide 1 - Diapositive

Hoe noem je alle bedrijven die meewerken aan de productie van grondstof tot eindproduct?
A
bedrijfsgroep
B
bedrijfskolom
C
productiegroep
D
producenten

Slide 2 - Quiz

Het meer waard worden van een product door een bewerking noem je:
A
Productiefactoren
B
Toegevoegde waarde
C
Kapitaal
D
Kapitaalgoederen

Slide 3 - Quiz

Bedrijfskolom
A
Weg van grondstof naar product.
B
Samenwerkende bedrijven aan een product.

Slide 4 - Quiz

Het meer waard worden van een product door een bewerking noem je...
A
Productiefactoren
B
Toegevoegde waarde
C
Kapitaal
D
Kapitaalgoederen

Slide 5 - Quiz

Hulpmiddelen die je nodig hebt om te kunnen produceren noem je...
A
Productiefactoren
B
Toegevoegde waarde
C
Kapitaal
D
Kapitaalgoederen

Slide 6 - Quiz

Bedrijfskolom
Chocoladefabriek
Supermarkt
Importeur
Cacaoplantage
Groothandel

Slide 7 - Question de remorquage

Zet de volgende productiefasen in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
Het brood wordt gebakken
Het brood wordt verkocht
Tarwe wordt geoogst
Tarwe wordt gezaaid
Tarwe wordt verwerkt tot meel

Slide 8 - Question de remorquage

Wat zijn productiefactoren?
A
Alles waarmee je kunt produceren.
B
Factoren die ervoor zorgen dat de bedrijven worden betaald.

Slide 9 - Quiz

Productiefactoren:
A
Natuur, arbeid en belasting
B
Natuur, arbeid en kapitaal(goederen)
C
Arbeid, kapitaal(goederen) en loon
D
Arbeid, loon en belasting

Slide 10 - Quiz


Aardappels zijn een voorbeeld van dit productiemiddel:
A
natuur
B
kapitaalgoederen
C
arbeid

Slide 11 - Quiz

Welke productiefactor is door robots vervangen?
A
Natuur
B
Kapitaal
C
Arbeid
D
Ondernemerschap

Slide 12 - Quiz

De productiesectoren zijn natuur, arbeid en kapitaal.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Kapitaalgoederen zijn:
A
Het werk dat mensen doen.
B
Dingen die je nodig hebt om te produceren zoals natuur en arbeid.
C
Dingen uit de natuur, zoals grondstoffen
D
Hulpmiddelen bij de productie. Denk aan machines.

Slide 14 - Quiz

Wat is de reden dat kapitaal een steeds grotere rol is gaan spelen bij de productie van goederen?

Kies het juiste antwoord.
A
De salarissen van werknemers worden steeds hoger.
B
Door de komst van banken, is er meer kapitaal beschikbaar.
C
Dure machines nemen het werk van mensen/handenarbeid over.
D
Mensen zijn het zat om arbeidsintensief werk te doen.

Slide 15 - Quiz


Technologische ontwikkeling = ...
A
Technisch apparaat.
B
Nieuwe kennis van techniek en nieuwe uitvindingen.
C
Een nieuwe technologie van apparaten.
D
Ontwikkeling op een apparaat.

Slide 16 - Quiz

Vul aan:
Door technologische ontwikkelingen is het aandeel van werknemers in de industrie....
A
Gelijk gebleven
B
Gestegen
C
Gedaald

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van technologische ontwikkelingen?
A
Krant - TV - PC - Mobiel
B
Krant - PC - Mobiel - TV
C
Krant - PC - TV - Mobiel
D
Krant - TV - Mobiel - PC

Slide 18 - Quiz


geld, gebouwen en machines zijn voorbeelden van kapitaalgoederen: 
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Wat is omzet?
A
Afzet x inkoopprijs
B
Inkoopprijs x verkoopprijs
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet : verkoopprijs

Slide 20 - Quiz

Wat is omzet?
A
Het geldbedrag dat is verdiend met de verkoop van producten.
B
De hoeveelheid producten dat is verkocht.
C
Brutowinst.
D
Nettowinst.

Slide 21 - Quiz

Wat betekent afzet?
A
het aantal spullen/producten die is verkocht.
B
afzetten van iets?
C
het aantal spullen die is gehouden
D
het aantal spullen die ik heb gekocht.

Slide 22 - Quiz

Met welke formule bereken je de omzet?
A
inkoopwaarde x afzet
B
afzet x verkoopprijs
C
afzet - verkoopprijs
D
verkoopprijs - inkoopwaarde

Slide 23 - Quiz