30.07.2024 - Les 8

Schön, dich wieder zu sehen!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Schön, dich wieder zu sehen!

Slide 1 - Diapositive

Inhalt
  • Wie war dein Urlaub⌚5 Min.
  • Smalltak Thema Einkaufen ⌚20 Min.
  • Wiederholung der letzten Wochen⌚15 Min.
  • Modalverben ⌚ 10 Min.
  • Üben Modalverben ⌚15 Min.
  • Spiel 'Sag es Anders' ⌚15 Min.

Slide 2 - Diapositive

Smalltalk: Einkaufen und Shoppen

Slide 3 - Diapositive

Wiederholung der Themen
  • Was bedeutet ESTTENTEN?
  • Welche Zeitform haben wir am 02. Juli behandelt?
  • Was sind 'schwache Verben'?
  • Was sind 'starke Verben'? 

Slide 4 - Diapositive

Aussprache
  • Das Alphabet
  • Die Umlaute
  • Die Zweilaute
  • Die Vokale

Slide 5 - Diapositive

Kurze Ausspracheübung
  • Frühstück
  • Gebühr
  • Möglichkeit
  • Umgebung
  • Kräuter
  • Zeit
  • Heute

Slide 6 - Diapositive

Kurze Übung
  • Het is 18:47 uur
  • De vergadering duurt een uur
  • De afspraak is op maandag 27 mei om 20:15 uur 
  • Uw factuur/rekening bedraagt 235,57 euro

Slide 7 - Diapositive

Zeitangaben
Bitte übersetze ....
  • Straks ->
  • Voordat ->
  • Nadat -> 
  • Toen ->
  • Nu ->
  • Over twee weken ->

Slide 8 - Diapositive

(Feiertage) und Monate
  • Maart ->
  • Pasen ->
  • Hemelvaart ->
  • Kerst ->
  • Doordeweeks -> 
  • Woensdag ->
  • Pinksteren -> 

Slide 9 - Diapositive

Rückblick
  • Was sind Fragewörter?
  • Wie = ?
  • Waarmee = ?
  • Waarvandaan = ?
  • Wanneer = ?
  • Hoe = ?
  • Hoeveel = ?
  • Waar = ?

Slide 10 - Diapositive

Das Telefonalphabet

Slide 11 - Diapositive

Even testen....
Ik =>
Jij =>
Hij/zij/het =>
Wij =>
Zij =>
Jullie =>
U = >

Slide 12 - Diapositive

Haben-Sein-Werden

Slide 13 - Diapositive

Modalverben

Slide 14 - Diapositive

Modalverben
Modalverben zijn speciale werkwoorden in het Duits die gebruikt worden om de houding van de spreker ten opzichte van een actie uit te drukken. Ze veranderen de betekenis van het hoofdwerkwoord in een zin. De meest voorkomende modalverben zijn:

1. **Können** - betekent 'kunnen' of 'in staat zijn om'. Het drukt de mogelijkheid of bekwaamheid uit.
   - *Ich kann Deutsch sprechen.* (Ik kan Duits spreken.)
2. **Müssen** - betekent 'moeten' of 'noodzakelijk zijn'. Het geeft een verplichting of noodzaak aan.
   - *Ich muss jetzt gehen.* (Ik moet nu gaan.)
3. **Dürfen** - betekent 'mogen' of 'toestemming hebben'. Het geeft toestemming of een mogelijkheid aan.
   - *Darf ich hier sitzen?* (Mag ik hier zitten?)






Slide 15 - Diapositive

Modalverben
4. Sollen - betekent 'zouden moeten' of 'verwacht worden om'. Het wordt gebruikt om advies, orders of instructies te geven.
- Du sollst deine Hausaufgaben machen. (Je zou je huiswerk moeten maken.)

5. Wollen - betekent 'willen'. Het drukt een wens of intentie uit.
- Ich will ein Eis essen. (Ik wil een ijsje eten.)

6. Mögen - betekent 'leuk vinden' of 'houden van'. Het wordt gebruikt om voorkeur uit te drukken.
- Ich mag Schokolade. (Ik hou van chocolade.)

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Zeit für eine Übung

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Lien

Nächstes Mal: Perfekt (vlt. dlw) und sprechen. 

Slide 20 - Diapositive