COM - Reader 2 P2

COM - Reader 2 P2
Marketingcommunicatie
2024/2025
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 1-3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

COM - Reader 2 P2
Marketingcommunicatie
2024/2025

Slide 1 - Diapositive

Het totaalaanbod van een product/dienst noemen we:
A
De marketingmix
B
De marketingcocktail
C
De marketingtorpedo
D
De marketingbasis

Slide 2 - Quiz

Welke onderdelen komen er terug in de marketingmix?
A
Prijs, Product, Plaats, Promotie, Personeel
B
Patent, Prijs, Product, Precisie, Potentie
C
Prijs, Product, Patent, Populatie, Personeel
D
Patent, Precisie, Potentie, Promotie, Plaats

Slide 3 - Quiz

Welke 'P' is het belangrijkst bij het vak Communicatie?
A
Personeel
B
Promotie
C
Plaats
D
Product

Slide 4 - Quiz

Interne communicatie
Externe communicatie
Marketing-communicatie
Corporate communicatie
Het communiceren met de buitenwereld.
Het communiceren binnen een bedrijf.
Communicatie over het aanbod van het bedrijf.
Communicatie om relaties te onderhouden. 

Slide 5 - Question de remorquage

Wat is het doel van marketingcommunicatie?
A
De kennis van de doelgroep vergroten.
B
De kennis van de doelgroep verkleinen.
C
De attitude van de doelgroep verbeteren.
D
De attitude van de doelgroep beïnvloeden.

Slide 6 - Quiz

Met marketingcommunicatie wil je de attitude van de doelgroep beïnvloeden. Welke 3 fasen horen hierbij?
A
Cognitief, allergie, coöperatie
B
Cognitief, affectief, conatief
C
Coöperatie, affectief, conatief
D
Conatief, allergie, affectief

Slide 7 - Quiz

Cognitieve fase
Affectieve fase
Conatieve fase
De doelgroep krijgt een goed gevoel bij een product/dienst.
De doelgroep komt in actie en koopt het product/dienst.
De doelgroep maakt kennis met het product/dienst.

Slide 8 - Question de remorquage

Op basis van de 3 fasen (cognitief, affectief, conatief) kun je communicatie opsplitsen in 2 soorten:
A
Themacommunicatie en assertieve communicatie
B
Theatrale communicatie en assertieve communicatie
C
Theatrale communicatie en actiecommunicatie
D
Themacommunicatie en actiecommunicatie

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen themacommunicatie en actiecommunicatie?
A
Themacommunicatie gaat over kennis en gevoel. Actie-communicatie gaat over het aansporen tot aankoop.
B
Themacommunicatie gaat over het aansporen tot aankoop. Actiecommunicatie gaat over kennis en gevoel.
C
Themacommunicatie gaat over het aansporen tot aankoop. Actiereclame gaat over kortingen.
D
Themacommunicatie gaat over kortingen. Actiereclame gaat over het vernieuwen van het product.

Slide 10 - Quiz

Welke fasen horen dus bij welke vorm van communicatie?
A
Themacommunicatie hoort bij Cognitief en Affectief. Actiereclame hoort bij Conatief.
B
Het is afhankelijk van je doelgroep welke fase bij welke vorm van communicatie hoort.
C
Actiecommunicatie hoort bij Cognitief en Affectief. Themacommunicatie hoort bij Conatief.
D
Themacommunicatie en actiecommunicatie horen beide bij alle drie de fasen.

Slide 11 - Quiz

Themareclame
Actiereclame 

Slide 12 - Question de remorquage

Wat bedoelen we met 'geïntegreerde marketingcommunicatie'?
A
De samenhang van de communicatiemix.
B
De originaliteit van de communicatiemix.
C
De offerte van de communicatiemix.
D
De toetsing van de communicatiemix.

Slide 13 - Quiz

Een doelgroep is die groep mensen die het bedrijf wil bereiken met hun product/dienst.
Welke 2 subdoelgroepen kun je onderscheiden?
A
Marketingdoelgroep en centrale doelgroep
B
Mediadoelgroep en communicatie-doelgroep
C
Marketingdoelgroep en communicatie-doelgroep
D
Mediadoelgroep en centrale doelgroep

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen een marketingdoelgroep en een communicatiedoelgroep?
A
De marketingdoelgroep is aan wie het bedrijf wil verkopen. De communicatiedoelgroep is met wie het bedrijf communiceert.
B
De communicatiedoelgroep is aan wie het bedrijf wil verkopen. De marketingdoelgroep is met wie het bedrijf communiceert.
C
Het verschil tussen de marketingdoelgroep en de communicatiedoelgroep hangt af van het product/dienst.
D
De marketingdoelgroep en de communicatiedoelgroep zijn hetzelfde. De woorden zijn synoniemen.

Slide 15 - Quiz

Bij welk item is er een duidelijk verschil tussen de marketingdoelgroep en de communicatiedoelgroep?
A
Kinderspeelgoed
B
Kleding voor volwassenen
C
Shampoo voor krullend haar
D
Mannenparfum

Slide 16 - Quiz

Een [...1...] geeft aan op welke manier een bedrijf de gekozen [...2...] wil bereiken.
A
1 - marketingstrategie 2 - marketingdoelstelling
B
1 - marketingdoelstelling 2 - marketingcommunicatie
C
1 - marketingcommunicatie 2 - marketingstrategie
D
1 - marketingdoelstelling 2 - marketingdoelgroep

Slide 17 - Quiz

Waarom is het belangrijk voor een bedrijf om marketingdoelstellingen en bijbehorende marketingstrategieën duidelijk te hebben?
A
Omdat de strategie bepaald welke doelen het bedrijf moet behalen.
B
Omdat de concurrentie dan precies weet wat ze te wachten staat.
C
Omdat de doelgroep dan kan bepalen of ze het product/dienst willen aanschaffen.
D
Omdat de strategie bepaald hoe de marketinginstrumenten ingevuld gaan worden.

Slide 18 - Quiz

Een bedrijf heeft zich gepositioneerd op het moment dat...
A
Het aanbod van het bedrijf aansluit bij het aanbod van de concurrenten.
B
Het aanbod van het bedrijf op een onderscheidende manier aansluit bij de doelgroep.
C
Het aanbod van het bedrijf overeenkomt met de trends en ontwikkelingen in de samenleving.
D
Het aanbod van het bedrijf erkent is door de branchevereniging en hier goedkeuring voor heeft gegeven.

Slide 19 - Quiz

C2B
B2B
C2C
B2C
Communicatie tussen bedrijven. 
Communicatie vanuit een bedrijf naar de klant.
Communicatie vanuit de klant naar een bedrijf.
Communicatie tussen klanten onderling. 

Slide 20 - Question de remorquage

Monomediale communicatie
Multichannel communicatie
Crosschanel communicatie 
Omnichannel communicatie

Slide 21 - Question de remorquage

De meeste bedrijven hebben een corporate story. Het verhaal dat een bedrijf over haarzelf vertelt. Wat wordt vaak nog meer in verwerkt?
A
Missie en visie
B
Missie en mission statement
C
Mission statement en strategische kloof
D
Visie en strategische kloof

Slide 22 - Quiz

missie
strategische kloof/gap
visie
ist/soll-situatie
Het doel van de organisatie.
Hoe het bedrijf de toekomst ziet.
Het verschil tussen de doelstelling en de uiteindelijke resultaten.
De situatie zoals hij is vs. hoe hij zou moeten zijn. 

Slide 23 - Question de remorquage

De identiteit van een bedrijf heet de 'corporate identity'. Deze corporate identity bestaat uit 3 onderdelen die samen de 'corporate identity mix' vormen. Welke 3 onderdelen zijn dit?
A
Gedrag, communicatie, symboliek
B
Gedrag, imago, visie
C
Imago, missie, visie
D
Communicatie, symboliek, missie

Slide 24 - Quiz

Eén merknaam en één visuele identiteit.
Ieder product heeft een eigen merknaam maar de identiteit van het moederbedrijf blijft zichtbaar.
Ieder merk heeft een eigen identiteit. De identiteit van het moederbedrijf is niet zichtbaar.

Slide 25 - Question de remorquage

Wat is het verschil tussen de identiteit van een bedrijf en het imago van een bedrijf?
A
De identiteit is hoe de concurrentie het bedrijf ziet. Het imago is hoe de doelgroep het bedrijf ziet.
B
De identiteit is hoe een bedrijf zichzelf ziet. Het imago is hoe de buitenwereld het bedrijf ziet.
C
Het imago is hoe een bedrijf zichzelf ziet. De identiteit is hoe de buitenwereld het bedrijf ziet.
D
Het imago is hoe de concurrentie het bedrijf ziet. De identiteit is hoe de doelgroep het bedrijf ziet.

Slide 26 - Quiz

Het opbouwen van een goed imago is van groot belang voor een bedrijf. Ook moet een bedrijf rekening houden met 'imagoniveaus'. Wat zijn dit?
A
Imago's van derden zoals landen, branches, en gebruikers
B
Verschillende niveaus waarbinnen een bedrijf kan stijgen/zakken
C
Interne imago's van personeel, afdelingen en leveranciers
D
Imagoniveaus bestaan niet

Slide 27 - Quiz

Om naamsbekendheid te creëren, moet een bedrijf zorgen dat het onderscheidend en uniek is. Dit heet (...) of (...).
A
positionering - branding
B
positionering - marketing
C
marketing - branding
D
branding - strategie

Slide 28 - Quiz

Tweezijdige positionering
Uitvoerings-positionering
Informationele positionering
Transformationele positionering
Benadrukt de functionele en praktische voordelen.
Richt zich op de emotionele voordelen en de beleving.
Combineert zowel functionele als emotionele voordelen.
Focust op de creatieve presentatie en de visuele aantrekkelijkheid. 

Slide 29 - Question de remorquage

Het onderhouden van relaties met publieksgroepen noemen we...
A
Relatiemarketing
B
Relatiemanagement
C
Relatiecommunicatie
D
Relatiesegmentatie

Slide 30 - Quiz

Doelgroep
Persona
Publieksgroep
Stakeholder
Actor
Brede groep mensen met algemene interesse in een bedrijf.
Specifieke groep/individu met direct belang bij het succes van een organisatie.
Specifieke groep/individu die een actieve rol speelt en belang heeft bij het succes v/d organisatie
Segmenten van het publiek die de organisatie wil bereiken met haar producten/campagnes.
Gedetailleerde, fictieve beschrijving van een ideale klant gebaseerd op onderzoek. 

Slide 31 - Question de remorquage