Vervoegingen: Kijk of de uitgang van de persoonsvorm matcht met het onderwerp
Tijd: Gebruik passé composé voor alles dat al gebeurd is, futur simple of futur proche naar keuze voor wat nog gaat gebeuren.
Lidwoorden moet je kennen en opzoeken bij twijfel.
Accenten: denk aan de uitspraak: é zoals één, è en ê zoals èlf.
Slide 10 - Diapositive
Wat: Zinnen schrijven over 4 familieleden, 3 zinnen per familielid. Minstens twee tijden gebruiken, minstens 3 andere werkwoorden dan etre, avoir en aller. Schrijf ook een inleidende zin en gebruik voegwoorden.
Hoe: Fluisterend overleggen, gebruik van digitale hulpmiddelen is toegestaan maar alleen voor woorden, niet voor zinnen. Na het maken van een zin, controleer die aan de hand van de lijst op het bord/scherm.
Eindproduct: Je levert bij mij op papier de tekst in aan het einde van de les. Je krijgt die volgende week terug.