Verkiezingen
1 / 25
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Op woensdag 17 maart zijn de verkiezingen. Waarvoor moet er gestemd worden?
A
Gemeente
B
Provincie
C
Nederland
D
Europa
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Lien
Waardoor is Nederland een democratie?
Slide 5 - Question ouverte
Hoe heet de dag waarop je gaat stemmen?
Slide 6 - Question ouverte
Als ik mijn stempas kwijt ben, kan ik ook de stempas van iemand anders gebruiken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Wat moet je meenemen als je gaat stemmen?
A
Paspoort of ID kaart, stempas, rode potlood
B
Paspoort of ID kaart, stempas, geld
C
Geld, een rode potlood en je stempas
D
Paspoort of ID kaart en stempas
Slide 8 - Quiz
Hoe oud moet je zijn om te mogen stemmen?
A
18
B
16
C
21
D
Je mag stemmen zodra je op jezelf gaat wonen.
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Lien
Hoe noem je de eerste kamer en de tweede kamer samen?
Slide 12 - Question ouverte
Hoeveel mensen zitten er in de tweede kamer?
A
50
B
100
C
150
D
Dat is iedere week verschillend
Slide 13 - Quiz
Wat is een politieke partij?
Slide 14 - Question ouverte
Noem 3 voorbeelden van een politieke partij.
Slide 15 - Question ouverte
De tweede kamer beslist mee over nieuwe wetten. Wat zijn wetten?
Slide 16 - Question ouverte
Wanneer wordt een wetsvoorstel aangenomen in de tweede kamer?
Slide 17 - Question ouverte
Een wet gaat pas gelden als deze wet wordt aangenomen in de tweede kamer én in de eerste kamer.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Politici willen veel stemmen krijgen, zodat ze meer zetels in de tweede kamer krijgen. Wat zijn zetels?
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Lien
Welke partij heeft de meeste zetels?
A
VVD
B
PVV
C
Krol
D
CDA
Slide 22 - Quiz
Welke partij heeft de minste zetels?
A
VVD
B
Krol
C
PVV
D
Van Kooten-Arissen
Slide 23 - Quiz
Hoeveel leden uit de partij voor de dieren zitten er in de tweede kamer?
Slide 24 - Question ouverte
Waarvoor staan de letters PvdA?
