Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
M&M Media Blok 4 Jij en de Media
MEDIA
Mens en maatschappij, blok 4
Jij en de media
1 / 40
suivant
Slide 1:
Diapositive
Mens & Maatschappij
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
40 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
4 vidéos
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
MEDIA
Mens en maatschappij, blok 4
Jij en de media
Slide 1 - Diapositive
Planning
Terugblik
Lesdoelen
Uitleg
Lesdoelen behaald?
Zelfstandig werken
Slide 2 - Diapositive
Terugblik
Slide 3 - Diapositive
Op internet kan iedereen van alles plaatsen. Wat is het nadeel daar van?
A
Er zijn nu verschillende kanten van een verhaal te vinden.
B
Je raakt het overzicht kwijt, omdat er zoveel informatie te vinden is.
C
Je vindt veel gemanipuleerde berichten.
D
Het is lastig te bepalen wat gemanipuleerde berichten zijn.
Slide 4 - Quiz
Waarom kreeg de aanslag in 2001 op 11 september meer aandacht dan andere aanslagen?
A
De 9/11 gebeurde op een nationale feestdag.
B
De 9/11 gebeurde op klaar lichte dag.
C
De 9/11 was de heftigste aanslag ooit.
D
De 9/11 was live te zien op tv.
Slide 5 - Quiz
Welke vraag is NIET belangrijk als je wilt weten of een nieuwsbericht betrouwbaar is?
A
Wie of wat is de bron van het bericht?
B
Hoe komt de schrijver aan de gegevens van het bericht?
C
Hoeveel geld heeft de journalist hiervoor gekregen?
D
Met welk doel heeft de schrijver dit bericht geschreven.
Slide 6 - Quiz
Deze les:
Jij en de media
Aan het einde van de les kun je:
- Uitleggen wat de verzorgingsstaat is en hoe die betaald wordt.
- Vertellen wat de sociale zekerheid is en voorbeelden ervan noemen.
- Uitleggen dat als de koopkracht van mensen stijgt, de economie groeit.
Slide 7 - Diapositive
Sociale zekerheid
Slide 8 - Carte mentale
Nederland: verzorgingsstaat
Slide 9 - Diapositive
Wat is de juiste definitie van een verzorgingsstaat?
A
Dat de overheid vanaf je geboorte tot aan je dood voor je zorgt, als dat nodig is.
B
Uitkeringen die worden betaald uit belastinggeld.
C
Een wet voor iedereen die niet genoeg geld heeft om van te leven.
D
Samenleving waarin mensen steeds nieuwe spullen kopen.
Slide 10 - Quiz
Wat is de juiste definitie van een participatiewet?
A
Dat de overheid vanaf je geboorte tot aan je dood voor je zorgt, als dat nodig is.
B
Uitkeringen die worden betaald uit belastinggeld.
C
Een wet voor iedereen die niet genoeg geld heeft om van te leven.
D
Samenleving waarin mensen steeds nieuwe spullen kopen.
Slide 11 - Quiz
Het stelsel van Sociale zekerheid
Slide 12 - Diapositive
Met welke wet begon de sociale zekerheid?
A
WW
B
Bijstand
C
AOW
D
Huurtoeslag
Slide 13 - Quiz
Door wie worden premies betaald?
A
Mensen de werken
B
Mensen die iets kopen
C
De overheid en mensen die werken
D
Mensen die werken en iets kopen
Slide 14 - Quiz
Welke uitkeringen worden betaald met premies?
A
Sociale voorzieningen
B
Sociale verzekeringen
C
Werknemersverzekeringen
D
Volksverzekeringen
Slide 15 - Quiz
Waar hoort AOW bij?
A
Sociale voorzieningen
B
Sociale verzekeringen
C
Werknemersverzekeringen
D
Volksverzekeringen
Slide 16 - Quiz
Waar hoort zorgtoeslag bij?
A
Sociale voorzieningen
B
Sociale verzekeringen
C
Werknemersverzekeringen
D
Volksverzekeringen
Slide 17 - Quiz
Koopkracht en inflatie
Koopkracht -> De hoeveelheid producten die je kunt kopen
Je koopkracht hangt af van:
- je inkomen: hoe hoger je inkomen, hoe groter je koopkracht.
- de prijzen van producten: hoe hoger de prijzen, hoe kleiner je koopkracht.
Slide 18 - Diapositive
Koopkracht en inflatie
Inflatie -> Als producten duurder worden.
Als producten duurder worden omdat er
veel vraag
naar die producten is, noem je dat
bestedingsinflatie
Als producten duurder worden omdat het
maken
van de producten duurder wordt, noem je dat
kosteninflatie
Slide 19 - Diapositive
Stel dat je €50 hebt en een T-shirt €10 kost. Je inkomen stijgt nu van €50 naar €70. Wat gebeurd er met je koopkracht?
A
Die blijft gelijk
B
Die stijgt
C
Die daalt
Slide 20 - Quiz
Stel dat je €50 hebt en een T-shirt €10 kost. Je inkomen stijgt nu van €50 naar €70. Met hoeveel stijgt je koopkracht?
A
50
B
5
C
7
D
2
Slide 21 - Quiz
Waar is de participatiewet van de sociale zekerheid voor bedoeld?
A
Bijdrage voor mensen waarvan de partner is overleden.
B
Iedereen die geen of niet genoeg inkomen heeft om van te leven.
C
Voor iedereen die de pensioenleeftijd heeft bereikt.
D
Werknemers die een periode ziek waren.
Slide 22 - Quiz
Welke verzekeringen worden betaald doormiddel van belastinggeld?
A
Sociale voorzieningen
B
Sociale verzekeringen
C
Werknemersverzekeringen
D
Volksverzekeringen
Slide 23 - Quiz
Wat is onjuist?
A
Koopkracht is wat je kunt kopen.
B
Als je loon stijgt daalt je koopkracht.
C
Als je koopkracht stijgt is dat goed voor de economie.
Slide 24 - Quiz
Fossiele brandstoffen
Brandstoffen uit de bodem, zoals aardolie, aardgas en steenkool.
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Vidéo
Aardbevingen in Nederland
Limburg
Groningen door het boren naar aardgas
Slide 27 - Diapositive
Wat is onjuist?
A
Aardgas is een fossiele brandstof
B
Aardgas is een energiebron
C
Aardgas is de grondstof van staal
D
Aardgas is de grondstof voor plastic
Slide 28 - Quiz
Leg uit hoe de aardgasvondst zorgt voor meer welvaart.
Slide 29 - Diapositive
Jongerenculturen
Jongerenculturen zijn ontstaan in de
jaren 60
van de vorige eeuw:
kwam er meer welvaart.
kregen jongeren meer vrije tijd.
wilden jongeren zich afzetten tegen hun ouders.
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Jongerencultuur
Jongeren gingen zich anders gedragen
Jongeren gingen zich anders kleden
Ze wilden de maatschappij veranderen
Hippies
Slide 32 - Diapositive
De jeugdcultuur is ontstaan doordat jongeren meer vrije tijd kregen en omdat ...
A
jongeren meer geld hadden
B
jongeren straattaal gingen gebruiken
C
jongeren naar school gaan
D
jongeren tegen de consumptiemaatschappij waren
Slide 33 - Quiz
Wat was een gevolg van de opstand en protesten van jongeren?
A
Ontkerkelijking
B
Consumptiemaatschappij
C
Vandalisme
D
Feminisme
Slide 34 - Quiz
Slide 35 - Vidéo
Wat is geen voorbeeld van de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen?
A
Als een vrouw ging trouwen moest ze stoppen met werken.
B
Werkende vrouwen kregen minder salaris dan mannen.
C
Vrouwen moesten vaker naar de dokter omdat zij zwakker waren dan mannen.
D
Getrouwde vrouwen mochten bijna niks zelf kopen.
Slide 36 - Quiz
Wat is de juiste definitie van feministen?
A
Normen en waarden van een groep mensen, die zichtbaar zijn in uiterlijk, muziekstijl en taal.
B
Mensen die opkomen voor de belangen van vrouwen en gelijke rechten van mannen en vrouwen.
C
Samenleving waarin mensen steeds nieuwe spullen kopen.
D
Het stelsel dat wordt gebruik in Nederland, omdat Nederland een verzorgingsstaat is.
Slide 37 - Quiz
Slide 38 - Vidéo
Waar hebben de Dolle Mina NIET voor gezorgd?
A
Kinderopvang
B
Gratis de pil tot 18 jaar
C
Zelf mogen kiezen voor abortus
D
Gelijke salarissen tussen man en vrouw
Slide 39 - Quiz
Huiswerk
Afmaken Boek Media
Na de vakantie (tweede week):
SO Blok 3 & 4 Media
Slide 40 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
M&M Media Blok 4 Jij en de Media
Mai 2022
- Leçon avec
48 diapositives
Mens & Maatschappij
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
M&M Media Blok 4 Jij en de Media
Février 2023
- Leçon avec
43 diapositives
Mens & Maatschappij
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
M&M Media Blok 4 Jij en de Media
Mai 2024
- Leçon avec
38 diapositives
Mens & Maatschappij
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Koopkracht & inflatie
Janvier 2019
- Leçon avec
20 diapositives
par
Economics
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Economie voor vmbo
M&M Media Blok 4 Jij en de Media
Juin 2023
- Leçon avec
35 diapositives
Mens & Maatschappij
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
M&M Media Blok 4 Jij en de Media
Juin 2023
- Leçon avec
44 diapositives
Mens & Maatschappij
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
H1.4 Wordt alles duurder
Septembre 2022
- Leçon avec
23 diapositives
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
De koopkracht van je inkomen
Janvier 2019
- Leçon avec
18 diapositives
par
Economics
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Economie voor vmbo